Plan: | Moorsel 1 Lierop |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0847.BP02012006-VS01 |
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een verantwoorde, ruimtelijke relevante toetsing in milieuhygiënisch opzicht van nieuwe ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen / handhaven van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige functies als wonen.
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde Staat van bedrijfsactiviteiten die is gebaseerd op de uitgave “Bedrijven en milieuzonering” (VNG 2009). In deze uitgave wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed ervan kan uitgaan. Aan de hand van een aantal aspecten wordt de milieu-invloed bepaald. Ruimtelijk relevant (uitgedrukt in indicatieve afstanden/hinderzones) zijn daarin de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste afstandsindicatie bepaalt daarbij uiteindelijk in welke van de zes categorieën een bedrijfssoort is ingedeeld. Daarbij omvat de categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De afstanden in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn indicatief. Er kan alleen gemotiveerd van af worden geweken.
De richtafstanden zijn afgestemd op twee omgevingstypen: 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Het plangebied aan Moorsel 1 kan getypeerd worden als 'gemengd gebied'. Het kan in dergelijke gebieden gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid wordt hieronder verstaan. De richtafstanden in de VNG-publicatie kunnen in 'gemengd gebied', zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap verlaagd worden.
Ter plaatse van het plangebied Moorsel 1 zal sprake zijn van een recreatief bedrijf met groepsaccommodatie, landschapscamping met ondersteunende horecafunctie. De groepsaccommodaties en de ondersteunende horecafunctie vallen binnen de milieucategorie 1, waarbij in een gemengd gebied een minimale afstand van 0 meter tot een geurgevoelig object aangehouden dient te worden. De landschapscamping valt onder milieucategorie 3.1 waarbij in een gemengd gebied een minimale afstand van 30 meter tot een gevoelig object aangehouden dient te worden. De woning aan Moorsel 5 betreft het dichtstbij gelegen gevoelige object. De landschapscamping bevindt zich op een afstand van ruim 30 meter tot Moorsel 5. De beoogde ontwikkeling aan Moorsel 1 heeft dan ook in het kader van Bedrijven en Milieuzonering geen negatieve invloed op de omgeving van het plangebied.
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van niet-agrarische bedrijven, een bedrijventerrein of sportvelden. In de nabijheid zijn wel enkele agrarische inrichtingen gelegen. De ontwikkeling van het recreatieve bedrijf dient dan ook getoetst te worden aan de geurwetgeving.
De Wet geurhinder en veehouderij vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor vergunningverlening, als het gaat om geurhinder vanwege dierverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object wordt berekend en getoetst met een verspreidingsmodel (V-Stacks vergunning). Dit geldt alleen voor veehouderijen met dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij van 18 december 2006. Voor de geurbelasting voor geurgevoelige objecten gelden wettelijke geurnormen. Voor een concentratiegebied geldt een maximale geurbelasting van 3 odour units per kubieke meter lucht (oue/m³) binnen de bebouwde kom en 14 oue/m³ buiten de bebouwde kom. Voor diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld zoals melk- en kalfkoeien, zoogkoeien, vrouwelijk jongvee en paarden geldt een vaste hindercontour van 50 meter buiten de bebouwde kom en 100 meter binnen de bebouwde kom.
Gemeenten mogen bij verordening van de normen in de Wet geurhinder en veehouderij afwijken, binnen bepaalde grenzen (artikel 6 van de wet). Afwijkende normen gelden binnen een bepaald gebied. Het hanteren van afwijkende normen moet worden onderbouwd vanuit een ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het gebied, de zogenaamde gebiedsvisie. Daarbij moet een relatie worden gelegd met de bestaande en te verwachten achtergrondbelasting aan geur in het gebied. Door de gemeenteraad van Someren is de Verordening geurhinder en veehouderij 2010 vastgesteld. De norm voor omgeving van het plangebied is conform de wettelijke norm 14 oue/m³.
Op de locatie Moorsel 1 was in het verleden een veehouderij gevestigd. De milieuvergunning is per 12 januari 2012 definitief ambtshalve ingetrokken. Tot 12 januari 2012 was de volgende vergunning Wet Milieubeheer vigerend (Bron: BVB-Brabant):
Figuur 22: WM-vergunning veehouderij Moorsel 1 tot 12 januari 2012
In de omgeving van het plangebied (binnen 500 meter) zijn twee veehouderijen gelegen, gelegen aan
Moorsel 7 en Moorsel 9-11. Het bedrijf Moorsel 7 betreft een nertsenhouderij. De fokteven worden daarbij allen nog in traditionele stallen gehouden. Deze veehouderij is voornemens de agrarische bedrijvigheden te staken. Herbestemming tot recreatie is momenteel in voorbereiding. Op de locatie Moorsel 9-11 worden zeugen gehouden. Het bedrijf is gelegen op een afstand van circa 100 meter van de nieuwe recreatieve voorzieningen.
Figuur 23: Veehouderijen in de omgeving
De volgende dieraantallen zijn op de bedrijven vergund (Bron: BVB-Brabant):
Figuur 24: WM-vergunningen omliggende veehouderijen
De definitie van een geurgevoelig object zoals opgenomen in de Wet geurhinder en veehouderij zoals die op 1 januari 2007 in werking is getreden, luidt als volgt: “gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.”
Om te kunnen beoordelen of bepaalde dag- en verblijfsrecreatieobjecten wel/niet geurgevoelig zijn, dient een toetsing plaats te vinden aan de criteria die in de Wet geurhinder en veehouderij voor de definitie van een geurgevoelig object zijn opgenomen.
TOP Brabant heeft het initiatief genomen om tot een nadere interpretatie van het begrip 'geurgevoelig object' te komen in de vorm van een handreiking. In deze handreiking doet de toeristisch-recreatieve sector suggesties voor de beoordeling van het al dan niet geurgevoelig zijn van de verschillende dag- en verblijfsrecreatieobjecten.
De handreiking wordt onderschreven door RECRON, HISWA Vereniging, de Zuidelijke Land en Tuinbouw Organisatie (ZLTO), Kamers van Koophandel Brabant en Zuidwest-Nederland, VeKaBo en de Brabants-Zeeuwse Werkgeversvereniging (BZW), gezamenlijk verenigd in TOP Brabant.
Door TOP-Brabant wordt voorgesteld om in de volgende situaties verblijfsrecreatieve gebouwen als niet geurgevoelig te bestempelen:
De verblijfsrecreatieve voorzieningen die op de locatie ontwikkeld worden, zijn aan te merken als groepsaccommodaties met een gemiddelde bezetting van 150 nachten per jaar. De accommodaties zijn daarmee dan ook volgens het voorstel van TOP-Brabant niet aan te merken als geurgevoelig. Dit voorstel is nog niet verankerd in wet- en regelgeving.
De bedrijfswoning betreft een geurgevoelig object vergelijkbaar met een burgerwoning. Aangezien het een voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, volstaat een vaste afstand van 50 meter ten opzichte van een veehouderijbedrijf. De werkelijke afstand is groter. Ook op dit punt is er dan ook geen strijdigheid met de geurwetgeving.
De geurbelasting ten gevolge van meerdere intensieve veehouderijen in de omgeving vormt de achtergrondbelasting. Navolgende figuur geeft een uitsnede van de kaart met de huidige achtergrondbelasting behorende tot de 'Verordening geurhinder en veehouderij 2010' van de gemeente Someren weer.
Figuur 25: Uitsnede kaart Achtergrondbelasting van 'Verordening geurhinder en veehouderij 2010' gemeente Someren
Ter plaatse van het plangebied aan Moorsel 1 is een redelijk goed tot goed woon- en leefklimaat. Bij de vaststelling van de kaart is rekening gehouden met de vergunde situatie van de omliggende veehouderijen. De vergunde geurbelasting voor Moorsel 7 komt naar verwachting na 2012 te vervallen en de geurhinder voor Moorsel 9-11 is thans gehalveerd na vaststelling van de kaart. Het woon- en leefklimaat zal hierdoor nog verbeteren.
De ontwikkeling van het recreatiebedrijf en de omzetting naar een bedrijfswoning mag de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet belemmeren. De planologische wijziging ter plaatse van Moorsel 1 vindt plaats na 19 maart 2000, waardoor volgens artikel 14 van de Wet geurhinder en veehouderij een vaste afstand geldt van 50 meter. Het bouwvlak van de veehouderij aan Moorsel 9-11 is gelegen op een afstand van circa 62 meter tot Moorsel 1.
Daarnaast liggen de burgerwoningen Moorsel 5 en Moorsel 3 tussen de nieuwe bedrijfswoning en de veehouderijen. Deze woningen dienen dan ook beschouwd te worden als de eerst belemmerende woning. De veehouderijbedrijven worden daarmee dan ook niet belemmerd door de ontwikkelingen op de locatie Moorsel 1.