direct naar inhoud van 4.7 Water
Plan: Woningen Zandstraat
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02011006-VO01

4.7 Water

4.7.1 Algemeen

Het is wettelijk verplicht om in het kader van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) een watertoets te verrichten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. De watertoets verplicht tot het opnemen van een beschrijving, “de waterparagraaf”, van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van alle ruimtelijke plannen. In het kader van de watertoets zijn de uitgangspunten van het waterschap Aa en Maas toegepast bij de opzet van de duurzame waterhuishouding. De waterparagraaf wordt via het bestemmingsplan voorgelegd aan het waterschap. Vervolgens geeft het waterschap een formeel wateradvies af richting de gemeente. In de navolgende paragrafen zijn de meeste relevante aspecten van de watertoets opgenomen. De volledige watertoets is bij deze toelichting gevoegd.

4.7.2 Toename verhard oppervlak

Afgaand op de regels uit het bestemmingsplan kan per perceel maximaal 410 m2 worden bebouwd,inclusief bijgebouwen. Daarnaast wordt aangenomen dat er per woning een oprit komt van circa 50 m2. Hiermee komt de toename aan verhard oppervlak per perceel/woning uit op 460 m2. De totale toename aan verharding betreft 920 m2 (= 2 x 460 m2). Naast het oppervlak van de woningen en opritten zullen binnen het plangebied andere terreinverhardingen worden aangebracht. Echter, het hemelwater dat op deze verhardingen valt, kan in verband met de omvang van de percelen afstromen in de tuin. Dit heeft daarom geen verhoging van de toename aan verhard oppervlak tot gevolg.

4.7.3 Hemelwaterbehandeling

Op basis van de globale bodemopbouw, waterdoorlatendheid van de bodem en gemiddeld hoogste grondwaterstand lijkt het plangebied matig tot goed geschikt voor de infiltratie van het hemelwater. Aandachtspunten zijn de bodemlagen die een kleinere doorlatendheid hebben dan 0,5 m/d en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) die zich op circa 0,7 tot 1,0 minus het toekomstige maaiveld bevindt. Bij de uitwerking van de hemelwaterbehandeling wordt uitgegaan van de infiltratie van hemelwater in de bodem.

De hemelwaterafvoer dient gescheiden van de afvalwaterafvoer van de woningen plaats te vinden. Het van de daken en opritten afstromende water dient binnen het plangebied geborgen te worden. Afgaand op de maximale totale toename aan verhard oppervlak van 920 m2 gaat het om 43 m3 hemelwater tijdens een T=10 + 10% en 56 m3 tijdens een T=100 + 10%. Dit is met behulp van de HNO-tool berekend.

Het voorstel is om de berging van hemelwater per woning/kavel te realiseren in een greppel. Deze kan aan de voorkant van het plangebied (zijde Zandstraat) worden aangelegd. Het van de daken afstromende hemelwater kan bovengronds of via een leiding naar de greppel worden afgevoerd.
In geval 53 m3 niet voldoende is krijgt de greppel een noodoverlaat op de greppel naast de Zandstraat.

Het benodigde oppervlak van de greppel is afhankelijk van de minimale bodembreedte, het minimale talud, de maximale peilstijging en de beschikbare lengte.

De minimaal toe te passen bodembreedte is 0,9 m en het minimaal toe te passen talud is 1:1. Binnen de greppel is ruimte voor een maximale peilstijging van 0,7 m. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt ter hoogte van de greppel dieper dan 0,8 m -mv. De totale breedte van het plangebied (zijde Zandstraat) bedraagt circa 50 m. Wanneer hiervan de oprit van beide woningen wordt afgetrokken komt de totaal beschikbare lengte van de greppel uit op circa 40 m.

Afgaand op de benodigde berging, de beschikbare lengte en de andere kenmerken van de greppel kan worden volstaan met een greppelbreedte van 2,3 m. In de greppel is circa 45 m3 waterberging beschikbaar.

Tijdens de T=100 + 10% komt circa 13 m3 meer hemelwater tot afstroming dan bij een T=10 + 10%. Dit water mag en kan zich verspreiden over het oppervlak van de greppel en de voortuin. In de greppel is circa 3 m3 berging beschikbaar voor de T=100 + 10%. Afgaand op de overige 4 m3en het oppervlak van de greppel en de voortuin van circa 300 m2 komt op dit oppervlak een laag van 0,035 m (=3.50 cm) water te staan. Dit laagje water geeft geen problemen ter hoogte van de bebouwing.

Met de infiltratie van hemelwater loopt de greppel binnen 33 uur leeg. Dit valt binnen de eis van 72 uur. Hierbij is uitgegaan van de berging van 43 m3, de k-waarde van de bodem van circa 0,5 m/d en een infiltratieoppervlak van 64 m2. Het infiltratieoppervlak betreft de bodem en de helft van talud.

In het geval dat de infiltratie in de bodem toch tegenvalt en de greppel te lang (langer dan 72 uur) vol blijft staan met water, kan de greppel worden voorzien van een vertraagde afvoer. Deze af-voer kan plaatsvinden richting de greppel naast de Zandstraat. Deze afvoer mag maximaal 0,25 l/s bedragen. Dit is gebaseerd op de landbouwkundige afvoer en het oppervlak van het plangebied.

4.7.4 Ontwatering en afwatering

Afgaand op de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) uit de grondwaterdynamiekkaart van 0,6 tot 1,0 m -mv kan het zo zijn dat (een deel van) het plangebied niet voldoet aan de minimale ontwateringseis voor wegen en bebouwing. Het gaat daarbij om de lagere delen van het gebied.

Omdat verlaging van de grondwaterstand niet is toegestaan, is voor het behalen van de ontwateringseisen een ophoging van het maaiveld nodig. Afgaand op de eisen is voor de oprit en andere terreinverhardingen een verhoging nodig van circa 0,1 m. Voor de tuin is geen ophoging nodig.

In verband met de afwatering vanaf en de afvalwaterafvoer vanuit de woningen dient het vloerpeil van de woningen circa 0,3 m boven het peil van de Zandstraat aangelegd te worden.

Bij het ophogen van het plangebied is de aansluiting op het maaiveld van de omgeving van groot belang. Voorkomen dient te worden dat overtollig hemelwater gaat afstromen naar de aanliggende kavels.

4.7.5 Afvalwaterafvoer

De afvalwaterafvoer van de woningen vindt gescheiden plaats van de hemelwaterverwerking.
De afvalwaterafvoer wordt aangesloten op het gemengde riool in de Zandstraat.

4.7.6 Oppervlaktewater

De greppel naast de Zandstraat blijft behouden voor de opvang en afvoer van hemelwater.
De greppel wordt alleen gekruist door de opritten van de twee woningen. Ter hoogte van deze kruisingen komt in de greppel een duiker Ø300 mm te liggen. Wanneer de duikers korter blijven dan 12,5 m gelden algemene regels en is het aanvragen van een watervergunning niet nodig.