direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden
Plan: Moorsel 1 Lierop
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02012006-ON01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige landschapswaarden in het algemeen;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. infiltratie;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de doeleinden die in de bestemmingsomschrijving zijn aangegeven. De hoogte mag maximaal 2,50 meter zijn. Overkappingen, permanente teeltondersteunende voorzieningen, mest- en voerplaten, (sleuf-)silo’s, mestopslagsilo’s en vergelijkbare voorzieningen zijn niet toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Schuilgelegenheid voor dieren

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 voor het realiseren van een schuilgelegenheid voor dieren die hobbymatig worden gehouden. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. de locatie moet gelegen zijn buiten de EHS en buiten het zoekgebied ecologische verbindingszone;
  • b. de oppervlakte van het perceel moet minstens 2.500 m² zijn;
  • c. de schuilgelegenheid dient te worden gerealiseerd in een van de hoeken van het perceel, bij voorkeur aansluitend bij bestaande groen opstanden;
  • d. de oppervlakte van de schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • e. de vergunning kan alleen worden verleend aan de zakelijk gerechtigde op het perceel en alleen indien hij niet beschikt over een vergunning voor een schuilgelegenheid elders;
  • f. de schuilgelegenheid is primair bedoeld om de dieren beschutting te bieden tegen weersomstandigheden. Om die reden dient de schuilgelegenheid tenminste aan één zijde open te zijn zodat de dieren vrij kunnen in- en uitlopen;
  • g. binnenopslag en/of stalling van voertuigen of ander materieel is niet toegestaan met uitzondering van opslag in beperkte mate van veevoer en hooi en stro;
  • h. buitenopslag is uitgesloten.

3.4 Specifieke gebruiksregels

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik en zijn dus verboden: het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,5 meter, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen;
  • c. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het verwijderen van landschapselementen;
  • e. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  • f. het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van tuinbouw of agrarische houtteelt (alleen voor zo ver aangeduid met cultuurhistorisch/archeologisch waardevol);
  • g. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zo ver groter dan 200 m².

3.5.2 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.1 is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de bestemming dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning.

3.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden die in de bestemmingsomschrijving zijn genoemd.

3.6 Wijzigingsbevoegdheden
3.6.1 Wijziging in bestemming Groen, Natuur of Water (ontwikkeling landschapselementen of nieuwe natuur)

De bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' kan gewijzigd worden in de bestemming ‘Groen’, ‘Natuur’ of ‘Water’ of een combinatie van deze ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur- en/of landschapselementen. Hierbij geldt de randvoorwaarde dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan andere belangen, zoals agrarische belangen.

3.6.2 Wijziging ten behoeve van uitbreiding

De bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden’ kan gewijzigd worden in de bestemming 'Recreatie' ten behoeve van de uitbreiding van het bestemmingsvlak met deze bestemming om de uitbreiding van de minicamping mogelijk te maken. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. Het betreft uitsluitend recreatief medegebruik voor kleinschalig kamperen op gronden die direct aansluiten aan een bestemmingsvlak waar kleinschalig kamperen al is toegestaan dan wel in combinatie met de onderhavige wijziging via een omgevingsvergunning wordt toegestaan;
  • b. de afstand tot woningen van derden dient tenminste 50 meter te zijn;
  • c. de afstand tot de weg dient 20 meter te zijn;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient 5 meter te zijn.