direct naar inhoud van Regels
Plan: Kerkendijk 72-76
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02018012-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Kerkendijk 72-76' gemeente Someren.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0847.BP02018012-CO01 met bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.3 Verbeelding

De kaart waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen, zijn aangegeven.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld voor het gebruik en/ of het bebouwen van de desbetreffende gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aan huis verbonden beroep

Het door een van de bewoners als ondergeschikte functie uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verrichten van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met uitzondering van detailhandel of erotische dienstverlening, dat door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs)woning met de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend.

1.7 Aardkundige waarden

Waarden die samenhangen met de geologische, geomorfologische en/of bodemkundige kenmerken en ontstaanswijze van een gebied, zoals bodemopbouw en –samenstelling, hoogteverschillen en de daarmee samenhangende waterhuishouding.

1.8 Afhankelijke woonruimte

Een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs) woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs) woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

1.9 Agrarisch

het (bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren

1.10 Agrarisch bedrijf

Inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die gericht is op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.

1.11 Agrarisch-technisch hulpbedrijf

Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en –handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.

1.12 Agrarisch verwant bedrijf

Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

1.13 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 Bebouwingscluster

Vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied.

1.15 Bebouwingsconcentratie

Een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

1.16 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat mag worden bebouwd.

1.17 Bed and breakfast

Het bij wijze van nevenactiviteit verstrekken van logies en ontbijt, winkelend publiek dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft. Onder bed and breakfast worden niet verstaan overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/ of arbeid.

1.18 Bedrijf

Een organisatorische eenheid, waarbinnen op een bepaalde locatie commerciële activiteiten worden uitgeoefend.

1.19 Bedrijfsgebouw

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten. Bedrijfswoningen met bijgebouwen worden niet als bedrijfsgebouw aangemerkt.

1.20 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een bestemmingsvlak, die uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het bestemmingsvlak, noodzakelijk is.

1.21 Beeldkwaliteit

Het samenstel van de beoordeling van:

  • a. de plaats van de bebouwing in het verleden en nu;
  • b. de maten en verhoudingen van de gebouwen in het verleden en nu;
  • c. het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg in het verleden en nu;
  • d. de beplanting langs de openbare weg en op particuliere gronden;
  • e. het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;
  • f. kenmerkende objecten zoals een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.;
  • g. staat van verzorging, detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.;
  • h. abiotische omgeving, patronen en structuren.
1.22 Beeldkwaliteitplan

Het beeldkwaliteitplan Buitengebied 2011 dat op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld en als bijlage 1 is toegevoegd aan de regels.

1.23 Bestaande bebouwing

Bebouwing, zoals rechtens mag bestaan, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.24 Bestaand gebruik

Het gebruik van grond en opstallen, zoals rechtens mag bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.25 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.26 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 Bevoegd gezag

Bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.

1.28 Bewoning

Het verblijven in of gebruiken van een ruimte als woonruimte inclusief nachtverblijf zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.

1.29 Bijgebouw

Een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.30 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.31 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.32 Bouwperceel

Een aangesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningsvrije bouwwerken zijn toegestaan.

1.33 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.34 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.35 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 Carport

Een overdekte open ruimte, waarvan de begrenzingen worden gevormd door bestaande gebouwen of door vrijstaande ondersteuningen, en die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.37 Cultuurhistorische waarden

Waarden die samenhangen met de nalatenschap van de mens, door zijn aanwezigheid en activiteiten in het verleden, en die hij heeft achtergelaten in het huidige landschap. Hierbij gaat het om archeologisch, historisch- landschappelijk, historisch- geografisch en/of historisch- bouwkundig waardevolle zaken, zoals archeologische elementen, beplanting, reliëf (bij voorbeeld bolle akkers) verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.

1.38 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop/huur aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop/ verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen/huren voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 Differentiatievlak

Een op de plankaart als zodanig aangegeven vlak, waarbinnen van de basisbestemming afwijkende functies en/ of maatvoeringen zijn toegestaan.

1.40 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.41 Erfbeplanting

Visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

1.42 Erfinrichtingsplan

Een inrichtingstekening waarbij de inrichting van een erf wordt weergegeven en waarbij wordt aangesloten op het beeldkwaliteitsplan.

1.43 Erotische dienstverlening

Elke vorm van erotische dienstverlening met een bedrijfsmatig karakter zoals erotische massage, escortservice, parenclub, prostitutie, seksbioscoop, seksclub, sekstheater en dergelijke.

1.44 Evenement

Een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.

1.45 Extensief recreatief medegebruik

Het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, alsmede route-ondersteunende voorzieningen zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.46 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 Gebruiken

Gebruiken, doen of laten gebruiken.

1.48 Groene erfinrichting

Groenelement, bestaande uit beplanting en / of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide, dat gelegen is binnen een bestemmingsvlak.

1.49 Groenvoorzieningen

Allerlei vormen van beplanting en groen, die niet zijn aan te merken als agrarische bodemexploitatie maar die een functie vervullen in de aankleding van het landschap.

1.50 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken.

1.51 Huisvesting tijdelijke werknemers

Het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

1.52 Huishouden

Eén of meerdere personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid en gericht op duurzaam samen zijn.

1.53 Infiltratie

Het indringen van water in de bodem.

1.54 Infiltratievoorziening

Een open voorziening, zonder bodemverhardingen en gelegen boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand, waarmee tijdelijk opgevangen (schoon) hemelwater kan indringen in c.q. passief kan infiltreren in de bodem.

1.55 Kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander (gewezen) voertuig of gedeelte daarvan, dat geen bouwwerk is waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, een en ander voor zo ver deze onderkomens of voertuig geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.56 Kernrandzone

Overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie.

1.57 Kwaliteitsverbetering

Een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.

1.58 Landschapselement

Een streekeigen natuur- of landschapsobject dat een waardevolle landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarde heeft, zoals een houtwal of een bomenlaan.

1.59 Landschappelijke waarden

Het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische, archeologische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.60 Lawaaisport

Een voorziening voor sportactiviteiten waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, de motorsport en de modelvliegsport.

1.61 Maaiveld

De bovenkant van het ter plaatse aanwezige terrein.

1.62 Mantelzorg

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten aan elkaar overstijgt en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of een andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.63 Milieucategorie

Milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering.

1.64 Niet- agrarisch bedrijf

Een bedrijf, niet zijnde een agrarisch of agrarisch verwant bedrijf, dat gericht is op de productie, het bewerken en/ of het verwerken van goederen en/ of het leveren van niet- agrarische diensten.

1.65 Omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.66 Ondergeschikte functie

Een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zich door een omvang van maximaal 30% van de hoofdfunctie.

1.67 Openbare weg

Een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.68 Openheid

Het ontbreken van bebouwing en hoogopgaande beplanting.

1.69 Overkapping

Een overdekte open ruimte, waarvan de begrenzingen worden gevormd door bestaande gebouwen of door vrijstaande ondersteuningen, en die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.70 Peil
  • a. voor bouwwerken en gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van deze toegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.71 Perceel

Zie bouwperceel.

1.72 Piekberging ( hemelwater)

Een gebouwde of aangelegde voorziening voor de tijdelijke opvang/buffering van overtollig hemelwater afkomstig van bebouwing en/of verhardingen;

1.73 Recreatie

Activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie en het bedrijfsmatig verstrekken van dag- en/of verblijfsrecreatie.

1.74 Routegebonden horeca

Een kleinschalige horecavoorziening, niet zijnde een café of restaurant, waar vanuit de bestaande bebouwing consumpties worden verstrekt aan passanten, zoals een theehuis.

1.75 Ruimtelijke kwaliteit

Kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.

1.76 Ruimtelijke ontwikkeling

Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is.

1.77 Stacaravan

Een wagen (niet uitklapbaar) gebouwd, ingericht en bestemd om te kamperen, welke volgens de bepalingen van de wegenverkeerswetgeving niet over de openbare weg achter een auto mag worden voortbewogen en die bedoeld is voor gebruik op een vaste standplaats.

1.78 Trekkershut

Een klein gebouw zonder eigen sanitaire voorzieningen bestemd voor verblijfsrecreatie.

1.79 Tuin

Een beplante, veelal afgesloten ruimte, grenzend aan een hoofdgebouw dat in verschillende vormen voorkomt, zoals siertuinen met gazon, moestuinen met groente- en fruitplanten, bloemenperken en hagen.

1.80 Verblijfsrecreatie

Een activiteit die overwegend gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van recreatie met een overnachting ter plaatse.

1.81 Verordening ruimte

De Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant.

1.82 Verhard oppervlak

De oppervlakte van het geheel van bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente teeltondersteunende voorzieningen op de bij één bedrijf of andere functionele eenheid behorende gronden die gelegen kunnen zijn binnen meerdere bestemmingen.

1.83 Voorgevelrooilijn

De denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • a. gelijk is aan de in deze regels voorgeschreven afstand van gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • b. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.
1.84 Wabo

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

1.85 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.

1.86 Wonen

Het verblijven van een huishouden in een hoofdverblijf.

1.87 Wonen plus

Het door een van de bewoners aan huis uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit met maximaal milieucategorie 2 zoals bepaald op basis van de Brochure bedrijven en milieuzonering, niet zijnde detailhandel of erotische dienstverlening, die door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een woning met de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend. Hieronder wordt ook verstaan het uitoefenen van een bedrijf waarbij de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak elders op locatie plaatsvinden terwijl aan huis de organisatorische activiteiten en activiteiten zoals opslag van materialen en stalling van voertuigen plaatsvinden.

1.88 Woning/ wooneenheid

Een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten van bijzondere cultuurhistorische kwaliteit en zoals aangeduid in de als bijlage 2 opgenomen lijst bij de ‘Nota Ruimtelijke Kwaliteit’, vastgesteld door de gemeenteraad op 2 november 2011.

1.89 Woonboerderij

Een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de as van de weg:

tussen de as van de weg waaraan het bouwwerk is gebouwd en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de afstand tot de bestemmingsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in een bestemmingsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk.

2.3 het bebouwingspercentage:

het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel voor zo ver dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de breedte van een bestemmingsvlak:

tussen de twee zijdelingse grenzen van het bestemmingsvlak, gemeten in de bestemmingsgrens op de minimum afstand die bebouwing tot de weg in acht moet nemen.

2.6 de breedte van een bouwperceel:

tussen de twee zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten in de bebouwingsgrens of (rooi)lijn op de minimum afstand die bebouwing tot de weg in acht moet nemen.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Kelders worden niet meegeteld bij de inhoud van een bouwwerk.

2.10 de lengte c.q. breedte van een bouwwerk:

horizontaal tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 het peil:

Het peil wordt als volgt gemeten:

  • a. Voor bouwwerken en gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van de weg ter plaatse van deze toegang;
  • b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, tuinen en erven behorende bij de aangrenzende bestemmingen;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen – landschappelijke inpassing’ zijn de gronden tevens bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. het realiseren en instand houden van natuur- en landschapselementen zoals bloemrijk grasland, waterpartijen, houtwallen en houtsingels.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

3.3.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

De gronden mogen pas in gebruik worden genomen als tuin en/of erf als bedoeld in artikel 3.1, sub a, indien het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze regels, wordt uitgevoerd binnen 24 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan en zowel kwantitatief als kwalitatief duurzaam in stand wordt gehouden.

3.4 Wijzigingsbevoegdheden
3.4.1 Wijziging in ‘Natuur’ of ‘Water’ (ontwikkeling landschapselementen en/of natuur)

Het bevoegd gezag kan de bestemming ‘Groen’ wijzigen in de bestemming ‘Natuur’ of ‘Water’ ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur- en/of landschapselementen. Hierbij geldt de randvoorwaarde dat er geen afbreuk wordt gedaan aan andere belangen in de omgeving, zoals agrarische belangen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch verwante bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
  • b. niet-agrarische bedrijven in milieucategorie 1 en 2;
  • c. per bestemmingsvlak is één bedrijf toegestaan;
  • d. de specifieke bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de tabel onder 4.2.1 sub c;
  • e. bedrijfswoning(en), tenzij anders toegestaan conform de tabel onder 4.2.1;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
  • g. verhardingen, parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. tuinen en erven;
  • j. de oppervlakte voor bebouwing, verharding en andere voorzieningen mag maximaal 90% van het bestemmingsvlak bedragen zodat er 10% overblijft voor de groene erfinrichting/ landschappelijke inpassing;
  • k. productiegebonden detailhandel (verkoop eigen producten) is als ondergeschikte functie toegestaan met dien verstande dat de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;
  • l. extensief recreatief medegebruik;
  • m. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – landschappelijke inpassing’ zijn de gronden tevens bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in de voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. er mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in artikel 4.1 genoemde bestemming;
  • b. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.2;
  • c. er wordt gebouwd conform de volgende tabel en de volgende regels:
code   adres   bedrijfswoning   specifieke activiteit en milieucategorie   maximale opp. bedrijfsbebouwing (exclusief woning en bijgebouwen  
sb-32   Kerkendijk 74/76   1   handelsonderneming in de aan- en verkoop van vrachtwagens (3.2)   2.150 m2  
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 2.150 m2 bedragen;
  • c. de maximaal toegestane goothoogte is 6 m¹;
  • d. de maximaal toegestane bouwhoogte is 9 m¹;
  • e. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
  • f. de afstand tot de as van de weg is ten minste 20 m1;
  • g. de dakhelling dient tussen de 20 graden en 60 graden te zijn.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bedrijfsdoeleinden

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van erfafscheidingen, is maximaal 2,5 m1 met een afstand tot de bestemmingsgrens van ten minste 5 m1;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m1 zijn en voor het overige maximaal 2 m1.
4.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bestemmingsvlak is het aantal bedrijfswoningen toegestaan zoals aangegeven in de tabel onder 4.2.1;
  • b. bij herbouw mag de bedrijfswoning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande fundering en als er sprake is van uitbreiding daar direct op aansluitend;
  • c. bij herbouw dient te worden aangetoond dat de bedrijfswoning noodzakelijk is vanuit bedrijfseconomisch oogpunt;
  • d. herbouw van een woonboerderij is alleen mogelijk indien dit is gericht op behoud en/of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³, de inhoud van kelders wordt niet meegeteld;
  • f. indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder verleende vergunning al meer bedraagt of meer mag bedragen, geldt de bestaande inhoud als maximaal toegestaan. Bij herbouw geldt dat de bedrijfswoning tot maximaal de vergunde inhoud mag worden teruggebouwd;
  • g. de maximaal toegestane goothoogte is 6 m¹;
  • h. de maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m¹;
  • i. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
  • j. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
  • k. de dakhelling dient tussen de 20 graden en 60 graden te zijn.
4.2.5 Bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bedrijfswoning is een bijgebouw toegestaan met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • b. de maximaal toegestane goothoogte is 3 m1;
  • c. de maximaal toegestane bouwhoogte is 5,5 m1;
  • d. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m1 achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
  • f. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
  • g. de dakhelling dient tussen de 20 graden en 60 graden te zijn.
4.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde behorende bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bedrijfswoning mag één overkapping worden gebouwd met de volgende maatvoering:
    • 1. oppervlakte niet meer dan 20 m²;
    • 2. bouwhoogte niet meer dan 3 m1;
    • 3. de overkapping dient op een afstand van ten minste 1 m1 achter de
    • 4. lijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    • 5. afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
    • 6. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, met uitzondering van erfafscheidingen, is maximaal 2,5 m1 met een afstand tot de bestemmingsgrens van ten minste 5 m1;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m1 zijn en voor het overige maximaal 2 m1.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.4 onder b, ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning op een andere plaats binnen het bestemmingsvlak.

Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5 m¹ van de bestemmingsgrens en niet minder dan 15 m¹ uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning wordt gebouwd ter vervanging van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. aangetoond dient te worden dat de bedrijfswoning noodzakelijk is vanuit bedrijfseconomisch oogpunt;
  • d. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • e. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundige en ruimtelijke kwaliteitsverbetering
  • g. de sloop van de oorspronkelijke bedrijfswoning is duurzaam verzekerd en dit is ook geborgd;
  • h. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.2.
4.3.2 Afstand tot bestemmingsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder e, ten behoeve van de bouw van bouwwerken op een kortere afstand dan 5 m1 tot de bestemmingsgrens.

Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid mogen niet worden belemmerd;
  • b. er dient te worden aangetoond dat de afwijking voldoet aan de eisen die gelden in het kader van het woon- en leefklimaat;
  • c. er dient te worden aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is vanuit bedrijfseconomisch oogpunt;
  • d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de bouwwerken in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering;
  • f. groene erfinrichting en landschappelijke inpassing zijn duurzaam geborgd;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.2.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het in gebruik nemen of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een doel of op een wijze, die in strijd is met de in dit plan daaraan gegeven bestemming en/of:

  • a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor erotische dienstverlening;
  • b. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van opslag, stort of lozing, tenzij expliciet toegestaan in de planregels;
  • c. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van handel of detailhandel of bedrijf, tenzij expliciet toegestaan in de planregels;
  • d. het gebruik van gronden en/of opstallen voor dag- of verblijfsrecreatie;
  • e. het gebruik van opstallen voor bewoning, behoudens bewoning van bedrijfswoningen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als andere bedrijfsdoeleinden dan volgens de bestemmingsomschrijving zijn toegestaan zoals horeca, recreatie en kantoor.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

De gronden en gebouwen mogen pas in gebruik worden genomen ten behoeve van een handelsonderneming in de aan- en verkoop van vrachtwagens als bedoeld in artikel 4.1, sub d juncto 4.2.1 sub c, indien het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze regels, wordt uitgevoerd binnen 24 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan en zowel kwantitatief als kwalitatief duurzaam in stand wordt gehouden.

4.5 Wijzigingsbevoegdheden
4.5.1 Wijzigingsbevoegdheid naar ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Bedrijf’ wijzigen in de bestemming ‘Wonen’, voor zover het gaat om de bedrijfswoning met de bijbehorende grond, waarbij een bestemmingsvlak van maximaal 2.500 m2 wordt toegekend. De eventuele overige gronden, worden gewijzigd in de dichtstbij gelegen landschapsbestemming. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijf is beëindigd en hervatting van de bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan;
  • b. bewoning van bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
  • c. het bestemmingsvlak wordt gereduceerd tot de voormalige bedrijfswoning met bijgebouwen, erf, tuin en verharding (maximaal circa 2.500 m2);
  • d. er vindt geen splitsing in meerdere woonfuncties plaats;
  • e. voor het overige wordt ook voldaan aan de bepalingen van artikel 5 (Wonen);
  • f. de sloop van overtollige bebouwing is verzekerd tenzij de bebouwing cultuurhistorische, architectonische en/of landschappelijke waarden bezit;
  • g. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen of er wordt door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  • h. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform artikel 11.2.
4.5.2 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Verkeer'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Bedrijf’ wijzigen in de bestemming 'Verkeer', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied';
  • b. een goede stedenbouwkundige inpassing wordt gerealiseerd, waarbij wordt aangesloten op de ruimtelijke structuur en de kwaliteiten van de omgeving;
  • c. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe fiets- en voetpaden, incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, aanleg van rotondes, oversteekplaatsen, e.d. van wegen en paden.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen conform de bepalingen in artikel 5.4.2;
  • c. (on)verharde paden, wegen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van waterberging en -infiltratie;
  • g. groenvoorzieningen en groene erfinrichting;
  • h. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – landschappelijke inpassing’ zijn de gronden tevens bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen, zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Op of in de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in artikel 5.1 genoemde bestemming.
  • b. Per bestemmingsvlak is één woning toegestaan.
  • c. Bij herbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande fundering en als er sprake is van uitbreiding daar direct op aansluitend.
  • d. De ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.2.
  • e. De dakhelling dient tussen de 20 graden en 60 graden te zijn.
5.2.2 Hoofdbebouwing

Ten aanzien van de hoofdbebouwing gelden de volgende bouwregels:

  • a. de woning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³. De inhoud van een kelder wordt niet meegeteld;
  • b. indien de inhoud van een bestaande woning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder verleende vergunning al meer bedraagt of meer mag bedragen, geldt de bestaande inhoud als maximaal toegestaan. Bij herbouw geldt dat de woning tot maximaal de vergunde inhoud mag worden teruggebouwd;
  • c. bij herbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande fundering en als sprake is van uitbreiding daar direct op aansluitend;
  • d. indien een gevellijn is aangeduid, mogen het hoofdgebouw en het bijgebouw slechts achter de gevellijn worden gerealiseerd;
  • e. de maximaal toegestane goothoogte is 6 m¹;
  • f. de maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m¹;
  • g. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
  • h. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹.
5.2.3 Bijgebouwen

Ten aanzien van bijgebouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per woning is maximaal 100 m²;
  • b. de maximaal toegestane goothoogte is 3 m¹;
  • c. de maximaal toegestane bouwhoogte is 5,5 m¹;
  • d. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m¹ achter de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
  • e. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
  • f. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹.
5.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:

  • a. per woning mag één carport worden gebouwd met de volgende maatvoering:
    • 1. oppervlakte niet meer dan 20 m²;
    • 2. bouwhoogte niet meer dan 3 m¹;
    • 3. de overkapping dient op een afstand van ten minste 1 m1 achter de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
    • 4. afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
    • 5. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
  • b. De maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erfafscheidingen is 2,5 m¹;
  • c. De bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m¹ zijn en voor het overige maximaal 2 m¹.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken ten behoeve van inhoud woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane inhoud (zijnde: 750 m³) van een woning tot maximaal 900 m³. Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:

  • a. per m³ uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 bebouwing, zoals opgenomen in onderstaande tabel, te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;

Type landschap   Aantal m2 te slopen bebouwing om 1 m3 extra bebouwing mogelijk te maken  
NNB   1  
Kamperlandschap   1 2/3  
Beekdallandschap   1 2/3  
Oude heideontginningen   2  
Jonge Heideontginningen   2 1/3  
Bebouwingsconcentraties   1 2/3  
  • b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
  • c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
  • f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.2.
5.3.2 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder a, ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte (zijnde: 100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 250 m². Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:

  • a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 bebouwing, zoals opgenomen in onderstaande tabel, te worden gesloopt. De landschapsindeling is gebaseerd op het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;

Type landschap   Aantal m2 te slopen bebouwing om 1 m3 extra bebouwing mogelijk te maken  
NNB   1  
Kamperlandschap   2  
Beekdallandschap   2  
Oude heideontginningen   3  
Jonge Heideontginningen   3 1/2  
Bebouwingsconcentraties   2  
  • b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
  • c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
  • f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.2.
5.3.3 Afwijken ten behoeve van herbouw woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder c, ten behoeve van de herbouw van een woning op een andere plaats binnen het bestemmingsvlak. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5 m¹ van de bestemmingsgrens en niet minder dan 15 m¹ uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
  • b. de woning wordt gebouwd ter vervanging van de bestaande woning;
  • c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundige en ruimtelijke kwaliteitsverbetering;
  • f. de sloop van de oorspronkelijke woning is duurzaam verzekerd;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.2;
  • h. bovenstaande geldt niet wanneer sprake is van een noodwoning die als zodanig is aangeduid.
5.3.4 Afwijken ten behoeve van afstand tot bestemmingsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.4 sub a onder 4, ten behoeve van de bouw van bouwwerken op een kortere afstand dan 5 m1 tot de bestemmingsgrens. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • b. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de bouwwerken in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering;
  • d. de groene erfinrichting, landschappelijke inpassing is anderszins duurzaam geborgd;
  • e. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.2.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het in gebruik nemen of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een doel of op een wijze, die in strijd is met de in dit plan daaraan gegeven bestemming en/of:

  • a. het gebruiken van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruiken van gronden en gebouwen voor bedrijfsactiviteiten, uitgezonderd aan huis verbonden beroepen;
  • c. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor erotische dienstverlening;
  • d. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van opslag, stort of lozing;
  • e. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van handel of detailhandel of bedrijf;
  • f. het gebruik van gronden en/of opstallen voor dag- of verblijfsrecreatie;
  • g. het gebruik van gronden voor lawaaisporten.
5.4.2 Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de beroepsactiviteiten mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 150 m²;
  • b. de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend door een van de bewoners;
  • c. de beroepsactiviteit mag zowel in het hoofdgebouw als in een bijgebouw worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;
  • g. detailhandel is niet toegestaan;
  • h. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding.
5.4.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

De gronden en gebouwen aan de Kerkendijk 72 te Someren mogen pas in gebruik worden genomen ten behoeve van de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 5.1, indien het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze regels, wordt uitgevoerd binnen 24 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan en zowel kwantitatief als kwalitatief duurzaam in stand wordt gehouden.

5.5 Wijzigingsbevoegdheden
5.5.1 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Verkeer'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Wonen’ wijzigen in de bestemming 'Verkeer', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied';
  • b. een goede stedenbouwkundige inpassing wordt gerealiseerd, waarbij wordt aangesloten op de ruimtelijke structuur en de kwaliteiten van de omgeving;
  • c. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe fiets- en voetpaden, incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, aanleg van rotondes, oversteekplaatsen, e.d. van wegen en paden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

7.1 Bestaande maten en hoeveelheden
  • a. indien afstanden tot de bestemmingsgrens, hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan in gevolge het in hoofdstuk 2 bepaalde mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. in het geval van (her)bouw van gebouwen is het bepaalde onder a alleen van toepassing indien de (her)bouw geschiedt op dezelfde plaats.
7.2 Ondergronds bouwen
7.2.1 Algemeen

Ondergronds bouwen in de vorm van maximaal één bouwlaag (3,5 m¹ onder peil) is toegestaan binnen de gevelgrenzen van de (bedrijfs)woning en de verder binnen bestemmingsvlakken toegestane bebouwing met uitzonderingen van gebouwen die zijn bedoeld voor het huisvesten van de veestapel. De inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximale toegestane inhoud.

7.2.2 Afwijken van de regeling

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 voor het toestaan van ondergrondse bebouwing van maximaal één bouwlaag (3,5 m¹ onder peil) buiten de gevelgrenzen van de bebouwing mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte mag maximaal 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen met een absoluut maximum van 150 m². Deze maximale maat geldt niet voor mestputten en mestkelders binnen de bestemming ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’;
  • b. de afstand tot de as van de weg dient minimaal 15 m¹ te bedragen behalve als de bestaande bebouwing dichter op de as van de weg staat; dan is deze afstand bepalend.
  • c. het bouwwerk dient geheel onder het maaiveld te worden gebouwd;
  • d. afhankelijk van de situatie kan een landschappelijke inpassing worden geëist die voldoet aan het bepaalde in artikel 11.2;
  • e. de inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximale toegestane inhoud.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  • 1. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor erotische dienstverlening;
  • 2. het gebruik van bijgebouwen bij een woning of bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.

8.2 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan van het plan worden afgeweken om toe te staan dat een bijgebouw bij een bedrijfswoning of woning c.q. een deel van een bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte om te voorzien in een tijdelijke behoefte. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden.

  • 1. Aangetoond wordt dat inwoning in de (bedrijfs)woning ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort en bewoning als afhankelijke woonruimte van een bijgebouw en/ of het deel van het bedrijfsgebouw noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg.
  • 2. De afhankelijke woonruimte wordt binnen de maatvoeringen voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning c.q. bedrijfsgebouwen volgens de geldende bestemming ingepast, met een maximale oppervlakte van 75 m².
  • 3. De afhankelijke woonruimte wordt bij voorkeur gerealiseerd in een bestaand aangebouwd bijgebouw, of als dat niet mogelijk is in een bestaand vrijstaand bijgebouw of bedrijfsgebouw dat op maximaal 20 meter afstand is gelegen van de achtergevel van de (bedrijf)woning; in het geval er sprake is van een daartoe nieuw te bouwen bijgebouw mag de afstand tot de achtergevel van de (bedrijfs)woning niet meer bedragen dan 10 meter.
  • 4. Aan de omgevingsvergunning wordt het voorschrift verbonden dat binnen twee maanden nadat het gebruik als afhankelijke woonruimte is beëindigd, dit door de hoofdbewoner schriftelijk wordt gemeld bij het college van burgemeester en wethouders en de omgevingsvergunning vervolgens wordt ingetrokken.
8.3 Afwijken ten behoeve van huisvesting tijdelijke werknemers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het huisvesten van tijdelijke werknemers in een ( bedrijfs) woning anders dan bij een agrarisch bedrijf of in een hiervoor in te richten woongebouw. Hierbij gelden de volgende specifieke voorwaarden:

  • 1. Per persoon dient tenminste 12 m² woonoppervlak beschikbaar te zijn. Er mogen per woning maximaal 20 personen worden gehuisvest.
  • 2. Huisvesting in een ander gebouw is alleen toegestaan in een kernrandzone. Per locatie mogen maximaal 50 personen worden gehuisvest.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Overige zone - bebouwingsconcentratie

De gronden met de gebiedsaanduiding ‘Overig - bebouwingsconcentratie’ zijn naast de bestemmingen die hieraan in dit plan zijn toegekend tevens aangewezen als zoekgebied voor ruimte voor ruimtewoningen.

9.2 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Evenementen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het gebruik ten behoeve van het houden van een (al dan niet meerdaags) evenement in het buitengebied, zoals de agrarische dagen, met dien verstande dat:

  • a. hetmaximaal één keer per jaar wordt georganiseerd;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omliggende (agrarische) bedrijven en woningen en rekening wordt gehouden met aanwezige milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid);
  • c. er geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. onder andere zijn toegestaan tenten, paviljoens en kramen.
10.2 10%-regeling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing aanwezig is;
  • b. de afwijking alleen mag worden toegepast indien elders in deze regels geen andere regels voor afwijking zijn opgenomen voor afwijking van deze maten;
  • c. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 11.2.
10.3 Bouwen op kleinere afstand tot de as van de weg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen op een kleinere afstand van de weg dan is voorgeschreven met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en/of perceelsinrichting dient te worden aangetoond;
  • b. er geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. de overschrijding niet mag leiden tot een vermindering van de gebruiksmogelijkheden van de gronden voor piekberging en infiltratie;
  • d. de wegbeheerder en het waterschap worden gehoord;
  • e. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd, niet minder is dan minimaal de afstand van bestaande reeds dichter bij de weg gelegen bebouwing in hetzelfde bestemmingsvlak. Als het bouwperceel aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg is het mogelijk om slechts tot één weg die bestaande, kleinere afstand aan te houden. Tot de andere weg dient een afstand van niet minder dan 10 m¹ te worden aangehouden.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Hydrologisch neutraal ontwikkelen
  • a. Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor het behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  • b. Regenwater dient op eigen terrein te worden opgevangen en verwerkt;
  • c. Bij het toepassen van de flexibiliteitbepalingen waarbij het

toeneemt met meer dan 200 m2 vindt in alle gevallen een toets plaats aan de eis dat er sprake moet zijn van hydrologisch neutraal ontwikkelen conform het Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen van de betrokken waterschappen en het bevoegd gezag wint het advies in van het betrokken waterschap.

11.2 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit
11.2.1 Algemeen

Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. alle bouwplannen en ontwikkelingen dienen vergezeld te gaan van een eigen beeldkwaliteitsplan, dat is gebaseerd op het beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
  • b. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  • c. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische en aardkundige waarden;
  • d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een en ander conform het algemene inspiratiedocument beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
  • e. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 3 van de Verordening ruimte 2014.
11.2.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik

Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 11.2.1, houdt in ieder geval in dat:

  • a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat eerst gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
  • b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;
  • c. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande bebouwing plaats te vinden in het kader van concentratie van bebouwing en zuinig ruimtegebruik.
11.3 Waarborgen belangen van derden en andere waarden

Het toepassen van de flexibiliteitsbepalingen (afwijken en wijzigen) is slechts toegestaan, indien is aangetoond dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van andere waarden en van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

11.4 Parkeren, laden en lossen
11.4.1 Algemeen
  • a. Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
    • 1. Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
    • 2. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden gebruikt;
    • 3. Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
  • b. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
11.4.2 Afmeting parkeerplaatsen

Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

  • a. Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt;
  • b. Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m1 bij 5,50 m1 en ten hoogste 3,25 m1 bij 6,00 m1 bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m1 bij 5,00 m1 bedraagt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als daar bedoeld met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken. Is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “Kerkendijk 72-76”.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Someren van P.M.

 

Mij bekend,

de raadsgriffier