Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. realisatie en instandhouding van bos met de daarop afgestemde bosbouw;
-
b. instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
-
c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
d. het realiseren en instand houden van natuur- en landschapselementen zoals bloemrijk grasland, waterpartijen, houtwallen en houtsingels;
-
e. groenvoorzieningen en tuinen behorende bij de aangrenzende bestemmingen;
een en ander overeenkomstig het beleidsdocument 'Beeldkwaliteitsplan Lieropsedijk 28 - Lieropsedijk 47 - Donksedreef'.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens kleinschalige bouwwerken ten behoeve van bos- en natuurbeheer en schuilgelegenheden, mits:
-
a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²;
-
b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
-
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
b. de verkeersveiligheid;
-
c. de milieusituatie;
-
d. de sociale veiligheid;
-
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
4.5 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
-
a. het is verboden op de tot 'Groen' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
-
1. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van de bodem van meer dan 200 m3 of op een diepte van meer dan 0,40 m onder maaiveld;
-
2. het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,40 m;
-
3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
-
4. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden, behoudens bij wijze van verzorging;
-
5. het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
-
6. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
-
b. omgevingsvergunningen voor het aanleggen kunnen slechts worden verleend indien de in de bestemmingsomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben;
-
c. geen omgevingsvergunning voor het aanleggen is vereist voor werken van geringe omvang en werken het normale onderhoud betreffende.