direct naar inhoud van 2.2 Ruimtelijke structuur
Plan: Moorsel 1 Lierop
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02012006-VS01

2.2 Ruimtelijke structuur

2.2.1 Inleiding

De ruimtelijke structuur wordt gevormd door de bodemopbouw, de geomorfologie en het watersysteem en de hiermee samenhangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische (landschaps)waarden. Deze laag wordt ook wel de ondergrond genoemd. In navolgende subparagrafen wordt een beschrijving gegeven van de opbouw van het plangebied welke heeft geleid tot de huidige ruimtelijke structuur. Hierbij is gekozen voor een integrale beschrijving van de ruimtelijke kwaliteit.

2.2.2 Geomorfologie en bodem

De geomorfologische structuur binnen de gemeente Someren wordt met name bepaald door de beken en de daartussen gelegen hogere dekzanden. Ook is in het dekzandlandschap sprake van laagten zoals de verschillende vennen in het gebied. Aanwezige vennen in de nabijheid van het plangebied zijn bijvoorbeeld het Starven, Beuven (grootste ven van Nederland) en Kranenmeer.

De waterlopen hebben een belangrijke rol gespeeld in de nederzettingsgeschiedenis. Niet alleen hielden zij het gebied bewoonbaar door het afvoeren van overtollig hemelwater. Zij voorzagen de eerste bewoners in deze streken ook van drinkwater en van vis. Langs de waterlopen lagen de vruchtbare gronden waardoor hier ook de eerste nederzettingen ontstonden.

Het plangebied bestaat uit dekzand geclassificeerd als humuspodzolgrond welke is opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand naar het noordwesten overgaand in nattere en zwaardere beekeerdgronden. Ten noordwesten van de locatie is een beekdallaagte gelegen. Moorsel ligt daarmee tegen de dalkop en de bovenloop van een van de beekjes die benedenstrooms de Goorloop vormen. In het kader van een optimaal agrarisch grondgebruik zijn de gronden in het verleden vergraven en, voor ontwatering in natte perioden, van sloten en greppels voorzien. Op de geomorfologische kaart is duidelijk te zien dat ter hoogte van de huidige bebouwing van Moorsel een dekzandrug in het landschap aanwezig is. De bebouwing ligt daarmee wat hoger en droger ten opzichte van de omgeving. De noordoostelijk gelegen akker is een typisch voorbeeld van een es. De grond is opgehoogd door eeuwenlange bemesting met plaggen. De akker ontleent hieraan zijn bolle ligging. De dalvormige laagte aan de noordwestzijde van Moorsel is op de kaart ook goed herkenbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012006-VS01_0008.png"

Figuur 8: Geomorfologische kaart van het plangebied

2.2.3 Water

De gemeente Someren kent een natuurlijke afwatering via een aantal laaglandbeekstelsels. Voeding van de beken vindt plaats door grondwater, regenwater, afstromend oppervlaktewater en lokale kwel. Voor het plangebied is het beekdal van de Goorloop en zijn bovenlopen van belang.

Qua waterhuishouding is een duidelijk onderscheid waarneembaar tussen de beekdalen aan de oostzijde van de gemeente Someren en de hogere drogere gronden met oude akkers en oude heideontginningen ter plaatse van Moorsel, in casu het plangebied. Ten noordwesten van het plangebied valt ook de kop van het beekdal van de Goorloop op. Het plangebied ligt daarmee in het beekdalsysteem van laatstgenoemde beek. De hogere delen van het natuurgebied de Strabrechtse Heide zijn gelegen op de dekzandruggen. Het water infiltreert hier en komt als lokale kwel in de beekdalen o.a. ter hoogte van Moorsel aan de oppervlakte.

Het watersysteem is een samenhangend geheel van grond- en oppervlaktewater. De watersysteembenadering stelt dit systeem centraal bij de locatieafweging van verschillende functies. Deze benadering verdeelt een watersysteem in drie gebieden: infiltratiegebieden, intermediaire gebieden en kwelgebieden. Het plangebied is gelegen in een infiltratiegebied en in de directe nabijheid is sprake van sterke kwel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012006-VS01_0009.png"

Figuur 9: Kwel en infiltratie plangebied en omgeving

Infiltratiegebieden zijn de relatief hooggelegen en doorlatende zandgronden. Ze vormen het voedingsgebied voor de kwel die in de laaggelegen kwelgebieden uittreedt. Ter plaatse van de noordwestelijke gronden komt lokaal sterke kwel voor. Deze kwel vormt de voeding voor de bovenloop van de Goorloop.

2.2.4 Landschap en natuur

De landschappelijke structuur wordt met name bepaald door de beekdalen. Tussen de beekdalen zijn de hogere gronden gelegen, waarop oorspronkelijk bos en heidegebieden lagen. Thans zijn deze gronden voor een belangrijk deel ontgonnen met centraal nog enkele grote heiderestanten. De oude landbouwontginningen zijn vooral te vinden aan de zuidzijde van de Strabrechtsche Heide.

Op de overgangen tussen de beekdalen en de hogere gronden zijn de woonkernen (dorpen, gehuchten en bebouwingslinten) met omliggende oude akkerlanden gelegen. Ook Moorsel vormt hierop geen uitzondering. De lokale kwel (een van de brongebieden van de Goorloop) heeft er voor gezorgd dat de eerste boeren zich hier gevestigd hebben. Hier is sprake van een kleinschalige ontginning rond een gemeenschappelijke es en enkele kleinere akkertjes nabij het gehucht. Het historische landschap is thans nog goed herkenbaar en redelijk intact.

Vooral de akkerstructuur omringd met houtwallen is goed bewaard gebleven. Ook het gehucht Moorsel is landschappelijk van grote waarde. Op de erven van de historische langgevelboerderijen en langs de weg staan nog veel oude bomen en hagen. Het plangebied is gelegen aan de ingang van Moorsel. De centrale brink (omsloten door de lus) behoort tot het plangebied. De brink is in gebruik als grasland (schapenweide) en is deels omzoomd met bomen. De bestaande boerderij aan Moorsel 1 is omgeven door forse erfbeplantingen met deels oude bomen (o.a. 11 oude lindebomen). Aan de zuid- en oostzijde grenst het perceel aan een bestaande bosstructuur. De beplanting op het erf en de bosranden bepalen voor een belangrijk deel de landschappelijke waarde van het gebied. Op het erf is een kleine boomgaard aanwezig.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012006-VS01_0010.png"

Figuur 10: Brinkweiland omzoomd door bomen

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012006-VS01_0011.png"

Figuur 11: Bestaande stallen met op de achtergrond forse erfbeplantingen

2.2.5 Cultuurhistorie

De provincie Noord-Brabant heeft de belangrijkste cultuurhistorische waarden geïnventariseerd middels de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW).

Uit verscheidene archeologische vondsten is gebleken dat het gebied rondom Lierop reeds tijdens het Mesolithicum (de middensteentijd, ca. 5000-6000 v.C.) bewoond was. In het gebied zijn bewoningssporen gevonden uit de IJzertijd en de Vroege en Late Middeleeuwen. Het is dan ook waarschijnlijk dat het gebied al enkele duizenden jaren min of meer permanent wordt bewoond.


De oorsprong van Moorsel is waarschijnlijk een ontginning door de abdij van Postel in de twaalfde eeuw. In 1840 bestond het gebied uit een kleinschalig cultuurlandschap met graslanden langs het beekje dat van Moorsel naar de Broekkamp stroomde, en een groot akkercomplex tussen Moorsel en Oeijenbraak. Aan de zuid- en oostkant lagen enkele heidevelden en bospercelen die de Moorselse akkers scheidden van de Lieropse buurtschap Heieind. Ondanks veranderingen in de percelering is deze indeling nog herkenbaar.

Rond de Moorselse akkers liggen hier en daar wallen en met beplanting gefixeerd stuifzand. In het gebied liggen naast Moorsel meerdere waardevolle buurtschappen, te weten Oeijenbraak en Heieind. De buurtschappen kenmerken zich door oude (langgevel)boerderijen uit de periode 1800-1940. Bij de ruilverkaveling, omstreeks 1970, is de percelering deels gewijzigd. Het gebied kent een samenhang met de akkercomplexen bij Hersel, met de jonge heidebebossingen in het gebied Lieropsche Heide, Blauwe Kei, met de Strabrechtsche Heide en met de jonge ontginning in het Meerven.

De achterzijde van het plangebied is gelegen tegen een cultuurhistorisch landschapselement. Dit betreft 'bos en houtwallen Moorsel e.o.'. Onderstaande figuur betreft een uitsnede van de Cultuurhistorische waardenkaart uit 2006 met daarin het historisch groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012006-VS01_0012.png"

Figuur 12: Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart 2006, provincie Noord-Brabant

Het historische groen zal behouden blijven ter plaatse van het plangebied aan Moorsel 1. Dit gedeelte zal de bestemming 'Bos' behouden, waardoor het behoud van historisch groen zeker gesteld is. De afrastering die thans geplaatst is direct tegen de groenstructuur (waaronder een houtwal) zal op enige afstand van de groenstructuur geplaatst worden waardoor de groenstructuur beter wordt beschermd tegen veevraat en er meer ruimte ontstaat voor een spontane ontwikkeling van een zoom- en mantelvegetatie. Het plangebied zal landschappelijk worden ingepast met de aanplant van verschillende streekeigen bomen en hagen. Met deze herontwikkeling zal een geleidelijke overgang ontstaan van 'agrarisch' naar bos. Het grasland zal extensiever worden beheerd waardoor er een meer bloemrijk graslandtype ontstaat. Door al deze maatregelen zullen meer vogels, vlinders en andere nuttige insecten voorkomen, wat tevens zorgt voor een verhoogde recreatieve waarde. In het bijgevoegde inrichtingsplan zal deze landschappelijke inpassing verder worden toegelicht.