direct naar inhoud van 4.8 Ecologie
Plan: Moorsel 1 Lierop
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02012006-VS01

4.8 Ecologie

4.8.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ingrepen zoals nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De gebiedsbescherming komt voort uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. De doelstelling van de Vogelrichtlijn (in combinatie met de Habitatrichtlijn) is het beschermen en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor zeldzame en bedreigde dier- en plantensoorten. Alle, thans feitelijk ecologisch belangrijke gebieden die behoren tot de nog aanwezige en in de toekomst verder uit te bouwen en te verstevigen Europese ecologische hoofdstructuur (Natura 2000) moeten onder de bescherming van de richtlijn worden gebracht.

Soortenbescherming is altijd aan de orde. Hiervoor is de Flora- en faunawet bepalend. De Flora- en faunawet is gericht op het duurzaam instandhouden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Deze wet heeft de beschermingsregels, zoals die ook in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn opgenomen, overgenomen en voor de Nederlandse situatie toegepast. Deze bescherming is als volgt in de Flora- en faunawet opgenomen: het is verboden beschermde plantensoorten te plukken, verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8); het is verboden beschermde diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen (artikel 9), opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren (artikel 11).

Wanneer een plan rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het project in strijd zijn met de Flora- en faunawet. Bij mogelijke strijdigheid met de wet zal een ontheffing conform artikel 75 van de Flora- en faunawet moeten worden aangevraagd bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Vanaf 23 februari 2005 is het "Besluit wijziging AMvB's in verband met wijziging artikel 75 van de Flora- en faunawet" (AMvB artikel 75) van kracht. In deze AMvB is het aanvragen van ontheffing (artikel 8 tot en met 12 Flora- en faunawet) geregeld. Voor de mogelijkheid van het verlenen van de ontheffing wordt onderscheid gemaakt in drie categorieƫn van de te beschermen soorten:

  • alle van nature in het wild levende dier- en plantensoorten die vermeld staan in Separate bijlage IV van de Habitatrichtlijn en alle planten en dieren van tabel 3 van het Besluit wijziging AMvB's in verband met artikel 75 van de Flora- en faunawet (AMvB artikel 75); deze categorie wordt in de praktijk aangeduid als de zwaar beschermde soorten;
  • alle overige dier- en plantensoorten, welke in de praktijk als overige beschermde soorten bekend staan (alle soorten van tabel 2 van AMvB artikel 75);
  • alle in Nederland algemeen voorkomende soorten waarvoor geen ontheffing nodig is (soorten van tabel 1 van AMvB artikel 75).

4.8.2 Soortenbescherming

Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Omdat het om een gebiedsontwikkeling in een Groenblauwe mantel is een nader ecologisch onderzoek op de locatie noodzakelijk. Ingeval van individuele bouw-, sloop- en kapwerkzaamheden dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de aanwezige natuurwaarden.

Het initiatief is gelegen ter plaatse van het voormalige veehouderijbedrijf aan Moorsel 1. De cultuurgronden die in het bestemmingsplan worden betrokken, zijn thans in gebruik als grasland en kennen hierdoor een intensief landbouwkundig gebruik. Door dit intensief agrarisch gebruik zijn ter plaatse geen beschermde flora- en faunasoorten te verwachten.

In het kader van het verkennend onderzoek naar beschermde flora- en faunasoorten ter plaatse is de databank van het Natuurloket geraadpleegd. Het Natuurloket is een onafhankelijke informatiemakelaar, die voor geheel Nederland per vierkante kilometer gegevens over beschermde soorten toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databanken van gespecialiseerde organisaties, verenigd in de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna. Uit betreffende databank blijkt dat in het kilometerhok ter plaatse een aantal (rode)lijst soorten in het kader van de Flora en Faunawet voorkomt. Naar aanleiding van voornoemde brongegevens is ter plaatse een veldbezoek uitgevoerd. Gedurende een veldbezoek binnen het plangebied zijn geen beschermde soorten in het onderzoeksgebied waargenomen.

Door sanering van de veehouderij en beƫindiging van het intensieve grondgebruik zal de milieudruk op het gebied en de directe omgeving afnemen. De realisatie van de recreatieve bestemming en de beperkte groene poortfunctie zorgt voor enige ontlasting van de op afstand gelegen gevoeligere delen van het natuurgebied Strabrechtse Heide.

Een verplaatsing van de recreatiedruk naar buiten de gevoelige gebieden zal eveneens winst opleveren voor de natuur. Het plangebied wordt groen ingericht met het oog op een aantal belangrijke doelsoorten zoals vleermuizen en struweelvogels. In het plangebied wordt het landschap verdicht door de aanleg van hagen en erfbeplantingen. Het leefgebied voor struweelvogels wordt hierdoor versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02012006-VS01_0030.png"

Figuur 27: Sfeerimpressie aan te leggen landschapselementen

Bij de inrichting van het plangebied zal gebruik worden gemaakt van inheems plantmateriaal. Dit alles draagt bij aan een toename van de natuurwaarden binnen het plangebied en de directe omgeving.

Geconcludeerd kan worden dat de realisatie van een recreatiebedrijf ter plaatse van het plangebied slechts positieve effecten heeft op het voortbestaan van eventueel aanwezige beschermde planten, dieren, leefgebieden en levensgemeenschappen in en om het gebied. Redenen hiervoor zijn de grote afstand tot vogel- en habitatrichtlijngebieden en het ontbreken van beschermde plant- en diersoorten in de huidige situatie ter plaatse. Er zijn dan ook geen beperkingen inzake het oprichten van de recreatiebedrijf.