Plan: | Bestemmingsplan Hooghoefweg |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0847.BP02010010-OW01 |
Kader
In 1998 is door het rijk het Verdrag van Malta ondertekend. Hierin stellen rijk en provincies zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed in de bodem moet worden omgegaan. Dit betekent dat in gebieden waar eventuele archeologische waarden voorkomen of waar reƫle verwachtingen bestaan met (eventuele) archeologische waarden rekening moet worden gehouden. Ter uitvloeisel van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen, zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Voor het bestemmingsplan geldt als norm de eis van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat het belang van het archeologisch erfgoed dient mee te tellen bij de beoordeling en afweging van alle bij de goede ruimtelijke ordening spelende belangen.
Onderzoeksopzet
De gemeente Someren staat een zorgvuldige omgang voor met haar archeologisch bodemarchief. In lijn met het Verdrag van Malta, dat in 1992 door de cultuurministers van Europa is ondertekend, en de daaruit voortvloeiende Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007), heeft de gemeente Someren recentelijk een archeologische kaart opgesteld en een eigen archeologiebeleid geformuleerd. Dit beleid is in november 2010 vastgesteld door de gemeenteraad. Volgens de Archeologische Beleidskaart van Someren bevindt het plangebied zich grotendeels in een zone met een hoge archeologische verwachting. Bij een hoge archeologische verwachting geldt een onderzoeksplicht vanaf een bodemingreep dieper dan 40 cm en met een omvang groter dan 250 m2. Vanwege de omvang van de geplande ingreep is een nader archeologisch onderzoek verplicht.
Conclusie
Omdat de aanleg van de weg een lijnvormige ingreep betreft, biedt een archeologisch onderzoek volgens de KNA-definitie Archeologische Begeleiding Protocol Opgraven, een praktische en zinvolle onderzoeksmethode. Dit betekent dat direct voorafgaand aan de aanleg van de feitelijke weg, het wegcunet onder begeleiding en op aanwijzing van een archeologisch bureau wordt ontgraven tot op een archeologisch relevant niveau, waarin archeologische sporen vervolgens worden gedocumenteerd en opgegraven. De archeologische begeleiding wordt ingepast in het civiele traject en als zodanig in het civiele bestek meegenomen. Een en ander dient zorgvuldig te worden afgestemd tussen gemeente en opdrachtgever, civiel- en archeologisch uitvoerder. Zowel qua planning als uitvoering. Voor het archeologisch onderzoek dient bovendien een archeologisch Programma van Eisen te worden opgesteld. Het onderzoek dient te worden uitgevoerd door een archeologisch bureau dat beschikt over een opgravingsvergunning.