direct naar inhoud van Regels
Plan: Recreatieve zone De Heihorsten, wijziging Provincialeweg 9
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP2013003-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Recreatieve zone De Heihorsten, wijziging Provincialeweg 9 met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP2013003-OW01 van de gemeente Someren.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.5 bedrijf

Een organisatorische eenheid, waarbinnen opeen bepaalde locatie commerciële activiteiten worden uitgeoefend.

1.6 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.7 beeldkwaliteitsplan

Document waarin de beeld- en ruimtelijke kwaliteitseisen worden weergegeven. Voor dit gebied geldt het beeldkwaliteitsplan 'Beeldtaal recreatieve zone De Heihorsten' d.d. 22 juli 2009.

1.8 bestaande bebouwing

Bebouwing, zoals die bestaat, of rechtens mag bestaan, op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.9 bestaand gebruik

Het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het onderhavige bestemmingsplan of planonderdeel rechtskracht heeft verkregen.

1.10 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bevoegd gezag

Bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.

1.13 bewoning

Het verblijf c.q. gebruik als woonruimte inclusief nachtverblijf voor de huisvesting van een huishouden zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.

1.14 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.15 bijgebouw

Een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.16 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.19 camping

Een kampeerterrein met recreatie als hoofdactiviteit waarop alle kampeermiddelen in principe zijn toegestaan, inclusief kampeermiddelen met een permanent karakter zoals stacaravans en chalets.

1.20 carport

Een overdekte open ruimte, waarvan de begrenzingen worden gevormd door bestaande gebouwen of door vrijstaande ondersteuningen, en die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.21 centrum

Een terrein en of verzameling van gebouwen waarin of waarop meerdere functies worden uitgeoefend en of meerdere diensten en of meerdere voorzieningen bij elkaar worden aangeboden ter gebruik door dag- en verblijfsrecreanten van een recreatiepark (recreatiebedrijf).

1.22 centrumvoorzieningen

Verzameling van voorzieningen die op een terrein en of in een of meerdere gebouw(en) worden aangeboden ten dienste van dag- en verblijfsrecreanten van een recreatiepark (recreatiebedrijf). Onder centrumvoorzieningen wordt onder andere verstaan, service- en onderhoudsvoorzieningen, sanitaire voorzieningen, speel en sportvoorzieningen, zwembad, dagrecreatieve voorzieningen, ondersteunende detailhandel en ondersteunende horeca.

1.23 dagrecreatieve voorzieningen

Voorzieningen behorende bij het bedrijfsmatig uitoefenen van diensten op het gebied van recreatie, sport, educatie, informatievoorziening of cultuur.

1.24 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop/huur aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop/ verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen/huren voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 gebruiken

Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.27 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.28 horeca

Het bedrijfsmatig ter plaatse aanbieden van overnachtingen in de vorm van hotel, en/of het ter plaatse aanbieden van maaltijden, voedsel en/of dranken voor consumptie in de vorm van restaurant, cafetaria of café.

1.29 infiltratievoorziening

Een open voorziening, zonder bodemverhardingen en gelegen boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand, waarmee tijdelijk opgevangen (schoon) regenwater kan indringen in c.q. passief kan infiltreren in de bodem.

1.30 kampeerterrein

Een terrein of een plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.31 landschappelijke waarden

Het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.32 omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.33 ondersteunende functie

Functie die ten dienste staat van de hoofdfunctie en die in ruimtelijk opzicht hieraan ondergeschikt is. Het ondersteunende karakter dient van beperkte functionele en ruimtelijke omvang te zijn zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft;

1.34 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.35 permanente bewoning

Bewoning van een verblijf als hoofdverblijf.

1.36 recreatie

Activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie en het bedrijfsmatig verstrekken van dag- en/of verblijfsrecreatie.

1.37 recreatieappartement

Een gebouw, dat bestemd is voor recreatief woonverblijf, niet zijnde permanente bewoning en dat gedurende het hele jaar wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen, omvattende maximaal één slaapkamer.

1.38 recreatiewoning

Een gebouw, dat bestemd is voor recreatief woonverblijf, niet zijnde permanente bewoning en dat gedurende het hele jaar wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen, omvattende meerdere slaapkamers.

1.39 stacaravans

Een wagen (niet uitklapbaar) gebouwd, ingericht en bestemd om te kamperen welke volgens de bepalingen van de wegenverkeerswetgeving niet over de openbare weg achter een auto mag worden voortbewogen en die bedoeld is voor gebruik op een vaste standplaats;

1.40 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.41 verblijfsrecreatie

Een activiteit die overwegend gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van recreatie met een overnachting ter plaatse.

1.42 waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etcetera.

1.43 woning/ wooneenheid

Één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 de horizontale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen en/ of recreatieappartementen ter plaatse van de aanduiding 'centrum' en de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  • b. ten behoeve van het recreatiepark ter plaatse van de aanduiding 'centrum': service- en onderhoudsvoorzieningen, sanitaire voorzieningen, (overdekte) speel en sportvoorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen, ondersteunende detailhandel, ondersteunende horeca en een overdekt zwembad;
  • c. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. dagrecreatie en dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. sportvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen,

met daaraan ondergeschikt:

  • g. verkeers- en groenvoorzieningen en terreinen;
  • h. parkeren, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen als genoemd in Bijlage 1 Kencijfers parkeren;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterhuishoudkundige doeleinden, waterpartijen, waterberging, infiltratievoorzieningen en waterlopen;
  • j. wegen en paden;
  • k. landschappelijke waarden;
  • l. parkontsluiting en ontsluiting ten behoeve van nabijgelegen woningen en voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

onder de voorwaarde dat er stedenbouwkundig en architectonisch uitwerking wordt gegeven aan het bij dit wijzigingsplan als Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan opgenomen beeldkwaliteitsplan, voor zover dat betrekking heeft op het plangebied.

3.2.2 Gebouwen Centrum(voorzieningen)

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'centrum' gelden de volgende regels:

  • a. het maximaal aantal recreatiewoningen en/of recreatieappartementen wordt bepaald aan de hand van de in artikel 3.2.6 opgenomen berekeningswijze;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 150 m² en de oppervlakte van een recreatieappartement bedraagt maximaal 75 m²;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 6,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte', waar de aangeduide goot- en bouwhoogte geldt;
  • d. het maximaal te bebouwen oppervlak bedraagt, tezamen met de maximaal te bebouwen oppervlak, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' niet meer dan 18.000 m²;
  • e. het aantal gebouwen bedraagt niet meer dan 25.
3.2.3 Gebouwen Verblijfsrecreatie

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' gelden de volgende regels:

  • a. het aantal recreatiewoningen en/of recreatieappartementen wordt bepaald aan de hand van de in artikel 3.2.6 opgenomen berekeningswijze;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 150 m² en de oppervlakte van een recreatieappartement bedraagt maximaal 75 m²;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • d. het maximaal te bebouwen oppervlak bedraagt tezamen met de maximaal te bebouwen oppervlak ter plaatse van de aanduiding 'centrum' niet meer dan 18.000 m².
3.2.4 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoningen dienen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' te worden gebouwd;
  • b. per aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' mogen niet meer bedrijfswoningen worden gebouwd dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 6 meter;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 meter;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³, de inhoud van kelders wordt niet meegeteld;
  • f. de totale oppervlakte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt maximaal 50 m² per wooneenheid.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. van lantaarnpalen en lichtmasten:
      • I. ter plaatse van de aanduiding 'centrum' en ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' 10 meter,
      • II. elders binnen het bestemmingsvlak 5 meter.
    • 2. van terreinafscheidingen 2 meter;
    • 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 5 meter.
3.2.6 Maximaal aantal recreatiewoningen en/of recreatieappartementen

Bij het bepalen van de maximale hoeveelheid recreatiewoningen en/of recreatieappartementen ter plaats van de aanduidingen 'centrum' en 'verblijfsrecreatie' gezamenlijk, dient rekening te worden gehouden met vanwege bestaande c.q. te vergunnen recreatiewoningen en/of recreatieappartementen aanwezige bezoekers van deze delen van het plangebied, welk aantal niet meer dan 125.000 mag bedragen.

Ter bepaling van voormeld aantal bezoekers wordt bij iedere omgevingsvergunningverlening binnen beide aanduidingen gebruik gemaakt van de navolgende berekening:

1051 bezoekers x aantal recreatiewoningen + 394 bezoekers x aantal recreatieappartementen waarvan de uitkomst maximaal 125.000 mag zijn.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Verboden gebruik

Het is verboden een recreatiewoningen of recreatieappartementen anders dan voor recreatieve doeleinden te gebruiken of te laten gebruiken. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. permanente bewoning van recreatiewoningen of recreatieappartementen.
  • b. erotische dienstverlening.
  • c. meer dan 125.000 bezoekers per jaar
  • d. gebruik van gronden en terreinen voor buitenopslag
  • e. gebruik van gebouwen voor dag- en of verblijfsrecreatie zonder dat een evenredig deel aan landschappelijke inpassing is gerealiseerd conform verwoord in het landschappelijk inrichtingsplan 'recreatieve zone De Heihorsten' d.d. 26 november 2012.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
6.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Recreatieve zone De Heihorsten, wijziging Provincialeweg 9'.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Someren van ..............

Mij bekend,

de raadsgriffier.