Plan: | Recreatieve Zone De Heihorsten |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0847.BP02010023-OW01 |
Bevindingen
Voor de ontwikkeling en inrichting van het Projectlocatiegebied De Heihorsten is het van belang om te weten welke beschermde natuurgebieden en beschermde soorten flora en fauna mogelijk van invloed zijn op de planontwikkeling. Dergelijke beschermde gebieden en soorten zijn vastgelegd in landelijke, provinciale en gemeentelijke wetgeving en beleid. Om hierin meer inzicht te krijgen is nader onderzoek naar de flora en fauna in het plangebied uitgevoerd. Ook is daarbij gekeken naar de beleidsmatige status van (delen van) het plangebied en omgeving. Het betreffende onderzoek is uitgevoerd voor de gehele Heihorsten, dit onderzoek is vervolgens geactualiseerd voor de locatie Recreatieve Zone.
Natuurbeschermingswet / Natura 2000
Het Projectlocatiegebied De Heihorsten is niet beschermd in de Natuurbeschermingswet. De direct noordwestelijk aan het plangebied grenzende Strabrechtse Heide is als Vogel- en Habitatrichtlijngebied in het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden opgenomen en daarom beschermd onder de Natuurbeschermingswet (Strabrechtse Heide & Beuven, Natura 2000 nr. NL 1000024). De begrenzing van het Natura 2000-gebied is afgebeeld in figuur 5.3.
Figuur 5.3: Begrenzing Natura 2000-gebied ( ten noorden van de provinciale weg)
Het gebied Strabrechtse Heide & Beuven is primair als Habitatrichtlijngebied begrensd vanwege de aanwezigheid van de onderstaande habitattypen.
Daarnaast is het gebied aangemeld voor de volgende habitattypen en -soorten:
Vanuit de Vogelrichtlijn is het gebied Strabrechtse Heide & Beuven voor drie soorten niet-broedvogels aangewezen als beschermd gebied, te weten:
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Binnen het plangebied voor de Recreatieve Zone zijn enkele snippers van gronden gelegen die onder de Ecologische Hoofdstructuur vallen, het betreft de randen van de Recreatieve Poort (het meest westelijke deel van de locatie). De EHS op deze locatie zal in stand worden gehouden en worden versterkt door de aanleg van de Recreatieve Poort.
Boswet
Binnen het plangebied vallen de bossen (>10 are) en laanbeplantingen (>20 bomen) onder de werking van de Boswet indien deze zijn gelegen buiten de bebouwde kom. Als ten behoeve van de voorgenomen planontwikkeling bomen worden gekapt, dient dit minimaal één maand voor de kap te worden gemeld bij de Dienst Regelingen. De gekapte opstand dient binnen drie jaar herplant te worden. Bomen binnen de bebouwde kom vallen onder de werking van de APV. Voor kap hiervan moet een vergunning bij de gemeente worden aangevraagd. Het plan voorziet echter hoofdzakelijk in aanplant en slechts in zeer beperkte mate in kap van bomen.
Groenblauwe Mantel
In de Verordening Ruimte is weergegeven dat een groot deel van het plangebied gelegen is in de Groenblauwe mantel (zoals weergegeven in figuur 2.1). Voor bestemmingsplannen binnen de Groenblauwe mantel is artikel 6.3 VR 2011 van toepassing en geldt dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de mantel mogelijk zijn, als ze een positief effect hebben op de bestaande en te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden en/of op het bodem- en watersysteem in het gebied.
De waarden in de groenblauwe mantel zijn vaak gekoppeld aan het bodem- watersysteem (zoals de aanwezigheid van kwel), aan landschapselementen (zoals houtwallen en heggen), en het voorkomen van bijzondere planten en dieren. Het beleid is er ook op gericht dat de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap toeneemt. Nieuwe ontwikkelingen passen qua aard en schaal bij dit ontwikkelingsperspectief voor de groenblauwe mantel en houden rekening met omliggende waarden.
Figuur 5.4: Projectlocatiegebied De Heihorsten
Flora- en faunawet
Sinds september 2009 beoordeeld het ministerie van EL&I (voormalig min. LNV) een ontheffingsaanvraag van de Flora- en faunawet op basis van functieverlies.Tevens is een wijziging doorgevoerd in het aantal jaarrond beschermde vogelsoorten. Een belangrijk soort, waarvoor vanaf september 2009 een jaarrond bescherming van verblijfplaats met bijbehorend leefgebied geldt is de Huismus. Daarnaast geldt eenzelfde beschermingsregime voor enkele roofvogels en uilen. Delen van het plangebied zijn aangewezen als geschikt leefgebied voor zowel de Huismus, de Steenuil en de Kerkuil. De Huismus is ook in delen van het plangebied gesignaleerd.
Vleermuizen
In het plangebied is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van vleermuizen.
Locatie camping met natuurlijke uitstraling: Gedurende de ochtend van het eerste onderzoek is een zwermactiviteit waargenomen boven de stal. Dit indiceert dat zich hier op dat moment een kolonie van tenminste drie gewone dwergvleermuizen bevond. Tijdens latere onderzoeken is hier echter geen activiteit meer waargenomen. Hierbij moet worden opgemerkt dat gedurende het onderzoek van 4 op 5 september er weer drie gewone dwergvleermuizen in het plangebied zijn waargenomen. Twee van deze dieren vertoonden hetzelfde patroon en gedrag als gedurende het eerste onderzoek, d.w.z. ze waren reeds vroeg op de avond aanwezig en vlogen gedurende enige tijd cirkels in de schuur. Hieruit komt het vermoeden voort dat het dezelfde dieren betreft als tijdens het eerste onderzoek, mogelijk afkomstig uit hetzelfde kolonieverblijf. Een ondersteunende waarneming hiervoor ontbreekt echter. Het plangebied wordt tevens als foerageerlocatie gebruikt door in de omgeving voorkomende vleermuizen.
Op locatie van het huisjespark met bijbehorende voorzieningen is gedurende de laatste twee onderzoeken speciaal gelet op de in het gebied aanwezige “grondpijpen” waar volgens de bewoner ’s winters vaak vleermuizen verblijven. Tijdens de onderzoeken is er echter geen activiteit waargenomen die erop wijst dat zich hierin vleermuizen bevinden. Hoewel delen van het plangebied als foerageerlocatie gebruikt, is geconstateerd dat voor de betreffende soorten voldoende uitwijkmogelijkheden in de directe omgeving aanwezig zijn. Voor de locatie “’t Weekend” zijn tijdens het onderzoek geen vleermuisactiviteiten waargenomen.
Reptielen
Op basis van eerste verkenningen op het gebied van flora- en fauna zijn mogelijkheden voor aanwezigheid van De Levendbarende hagedis waargenomen, die vervolgens nader zijn onderzocht. Hieruit blijkt dat de bosranden en het bosperceel het Zomerven waarschijnlijk te droog zijn voor de soort. De bermen aan de Maarheezerdijk zijn qua habitat wel geschikt. De berm is weliswaar droog maar in de sloot heersen er vochtige, doch schrale omstandigheden. De directe omgeving bestaat uit intensief landbouwterrein, waardoor de directe omgeving niet geschikt is voor de soort. Dit zou anders zijn indien er in de directe omgeving een ven had gelegen. Daarnaast is er sprake van verstorende invloeden door landbouw- en recreatief verkeer. Het oostelijk deel van de recreatieve poort heeft slechts enkele geschikte plekken als habitat voor de Levendbarende hagedis. Echter, deze stukken zijn behoorlijk versnipperd door landbouwgebruik en de aanwezige parkeerplaats direct aan de openbare weg. Hier zijn geen levendbarende hagedissen aangetroffen. Het gevoerde maairegime (meerdere malen per jaar en zeer kort) in de andere onderzochte gebieden is waarschijnlijk niet gunstig voor de soort. Aldus mag aangenomen worden dat de Levendbarende hagedis niet voorkomt binnen de locatie voor het wellnesscentrum. Wel moet rekening gehouden worden met de aanwezige nesten van de Rode bosmier. Hiervoor geldt een zorgplicht binnen de flora- en faunawet bij een ruimtelijke ingreep. Dit houdt in dat een eenmalige verplaatsing van het nest in zijn geheel zal moeten plaatsvinden naar geschikt nabijgelegen habitat. Van het vermoedelijke buizerdnest uit 2008 is ook in 2009 geen activiteit ontdekt in het nest. Aangenomen wordt dat het nest niet is bewoond.
Vissen
In het locatieonderzoek van 2007 wordt aangegeven, dat het plangebied mogelijk een leefgebied vormt voor het Bermpje. Het Bermpje heeft echter per 1 juli 2010 geen beschermstatus meer. Er zijn met de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling binnen de recreatieve zone geen negatieve effecten te verwachten op mogelijk aanwezige Kleine en Grote modderkruiper. Mogelijk leefgebieden van beide soorten zijn te verwachten in de Kleine Aa en Peelrijt. Beide potentiële leefgebieden liggen buiten het projectgebied. Echter wijzigingen in het watersysteem kunnen effecten hebben op het leefgebied van deze soorten. Dit blijft een aandachtspunt bij de verdere uitvoering.
Amfibieen
De poelen en (in mindere mate) de sloten binnen het plangebied zijn in principe geschikt als voortplantingswater voor de algemene, weinig kritische soorten amfibieën (Kleine watersalamander, Gewone pad, Bruine kikker en Bastaardkikker). Houtwallen, bosjes, (brede) bermen en sloottaluds vormen geschikte land- en overwinteringsbiotopen. Van de overige soorten kunnen de Alpenwatersalamander en de Poelkikker eveneens in het gebied verwacht worden. Deze soorten kunnen zowel rijk begroeide sloten als poelen als voortplantingswater gebruiken.
De aanwezigheid van de Heikikker en de Rugstreeppad is minder waarschijnlijk. Voor deze soorten zijn geen geschikte biotopen in het plangebied aanwezig. Omdat beide soorten echter in het aangrenzende natuurgebied voorkomen, is het goed mogelijk dat de dieren ook binnen de Heihorsten uitzwermen. Echter wanneer de watergangen, sloten en poelen in het gebied in stand worden gehouden heeft dit geen consequenties voor deze soorten.
Overige beschermde soorten
Er zijn geen waarnemingen uit het plangebied en omgeving bekend van overige beschermde soorten (ongewervelden). Op grond van de habitateisen en verspreiding van de overige beschermde soorten en op basis van de huidige inrichting en gebruik van het plangebied, is de aanwezigheid van overige beschermde diersoorten zeer onwaarschijnlijk.
Landschapsontwikkeling
In het gebied vindt tevens een aanzienlijke investering in de ruimtelijke kwaliteit en daarmee in het landschap plaats. Dit heeft tot gevolg dat ten opzichte van de huidige situatie (overwegend agrarisch gebruik) het gebied een natuurlijkere invulling krijgt, waarmee ook een vergroting van de biodiversiteit wordt bewerkstelligd.
Voortoets Natura-2000
Op 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden en deze heeft als doel het beschermen en in stand houden van bijzondere natuurgebieden (Natura2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten) in Nederland. Voor alle natuurgebieden zijn instandhoudingsdoelen geformuleerd. Als er ontwikkelingen plaatsvinden die mogelijk effecten kunnen hebben op de instandhoudings doelen van deze gebieden dan dient dit te worden beoordeeld. Dit vindt plaats middels een zogenaamde Voortoets. In deze Voortoets is eveneens gekeken naar stikstofdepositie.
Figuur 5.5: Globale ligging plangebied (rood omlijnd) ten opzichte van Natura-2000 gebied
Uit de effectenindicator van het ministerie van EL&I is gebleken dat (de externe werking van) recreatie mogelijk negatieve effecten kan veroorzaken op de beschermde habitattypen en (vogel)soorten van de Strabrechtse Heide & Beuven. Aangeduide effectenindicatoren betreffen oppervlakteverlies, verontreiniging, vermesting, verzuring, verstoring door geluid, licht en trilling, optische verstoring en verstoring door mechanische effecten
Er is een inschatting gemaakt van de effecten die naar verwachting zullen optreden op de in concept geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen en gebiedsbegrenzing. Geconcludeerd wordt dat ten aanzien van de effecttypen oppervlakteverlies, verontreiniging, optische verstoringen, geluids- en lichtverstoring of mechanische effecten geen effecten optreden op de geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Strabrechtse Heide & Beuven. Het optreden van significant negatieve effecten kan dan ook op voorhand worden uitgesloten.
Voor de effecttypen 'vermesting' en 'verzuring' veroorzaakt door de uitstoot van geoxideerd stikstof vanuit bestemmingsverkeer en de daarmee samenhangende negatieve effecten op de gevoelige habitattypen van het Natura 2000-gebied Strabrechtse Heide & Beuven, geldt dat significant negatieve effecten evenals negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. Op grond van de Natuurbeschermingswet en recente jurisprudentie blijkt uit de Voortoets, dat hierdoor geen noodzaak is tot de uitvoering van een Passende beoordeling, danwel een Verslechteringstoets. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 voor de ontwikkeling van de Recreatieve zone De Heihorsten is dan ook niet noodzakelijk.
Ten behoeve van de verdere gebiedsontwikkeling voor de Recreatieve Zone binnen De Heihorsten, dienen de volgende stappen nog doorlopen te worden: