direct naar inhoud van 4.8 Archeologie
Plan: Bestemmingsplan Golfbaan De Swinkelsche
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02009003-OW01

4.8 Archeologie

Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot verstoring en vernietiging van archeologische vindplaatsen, vooral indien sprake is van graafwerkzaamheden. In het kader van ruimtelijke plannen dient de archeologische waarde van gebieden te worden beoordeeld en desnoods te worden onderzocht. Archeologische bronnen geven een indicatie van de archeologische verwachtingswaarde van gebieden dan wel de trefkans van archeologische vindplaatsen.

In dit kader is van mei tot en met juli 2009 een archeologisch onderzoek uitgevoerd in. Het archeologisch onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO).

Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied.

Doel van het IVO is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde verwachting die gebaseerd is op het bureauonderzoek.

In ARCHIS 2 zijn geen waarnemingen bekend uit het plangebied, in de directe omgeving liggen echter verschillende waarnemingen. Op de IKAW hebben delen van het plangebied een middelhoge of hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische waarden. Op basis van het bureauonderzoek is een middelhoge verwachting voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen uit de Vroege en Late Prehistorie en de Romeinse Tijd en een lage verwachting voor de Middeleeuwen en voor de Nieuwe Tijd vastgesteld.

Het IVO heeft uitgewezen dat in het plangebied de bodemopbouw bestaat uit een pakket ophogingslagen met daaronder een deels intacte podzolbodem in afzettingen van de Formatie van Boxtel. De meeste boringen laten zien dat in het plangebied de bodemopbouw op de meeste percelen verstoord is. Alleen in het gebied ten oosten van de Peelrijt komen intacte profielen vaker voor. Het betreft hier veld- en haarpodzols in dekzanden van de Formatie van Boxtel. In 92 boringen is een intacte B-horizont aangetroffen, bij een aanzienlijk deel in combinatie met een intacte E-horizont. In 26 boringen is alleen een BC-horizont aangetroffen. Het grootste deel van de intacte profielen is aangetroffen in het bosgebied en de direct westelijk daaraan grenzende akkers aan de oostzijde van de Peelrijt. Daarnaast komen verspreid over de akker tussen de Kuilerstraat en de Peelrijt intacte profielen voor. Er zijn geen archeologische vindplaatsen waargenomen.

Conclusie

Behoud in-situ verdient de voorkeur. Dit kan bereikt worden door planaanpassingen of door beschermende maatregelen, bijvoorbeeld door het ophogen van terreindelen. Vervolgonderzoek dient alleen daar plaats te vinden waar bodemverstorende ingrepen onvermijdelijk zijn.

Daar waar behoud in-situ niet mogelijk is, wordt, op grond van het voorkomen in het plangebied van een intact bodemprofiel, aanbevolen de mogelijke aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, alsmede hun kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging, nader vast te stellen middels een waarderend onderzoek door middel van proefsleuven.