Plan: | Bestemmingsplan Golfbaan De Swinkelsche |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0847.BP02009003-OW01 |
In 2007 is in het plangebied een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. Op basis daarvan kan worden aangegeven welke volgens de Flora- en faunawet beschermde soorten in het gebied zijn waargenomen of te verwachten zijn. In navolging van de indeling in de Flora- en faunawet is onderscheid gemaakt in diverse relevante soortgroepen. De resultaten zijn onderstaand samengevat.
Flora
De inventarisatie heeft uitgewezen dat de aanwezigheid van bijzondere beschermde plantensoorten (tabel 2 en 3 Flora- en faunawet) onwaarschijnlijk is. Tijdens eerdere inventarisaties van de provincie Noord-Brabant (1999, 2001) zijn in de omgeving van het plangebied beschermde soorten aangetroffen (Wilde gagel, Jeneverbes, Brede wespenorchis, Kleine zonnedauw). Deze soorten zijn uitsluitend op de Somerense Heide en de Strabrechtse Heide aangetroffen. Ondanks het feit dat de hiervoor genoemde soorten niet in het plangebied zijn aangetroffen, zijn in het plangebied in principe wel geschikte standplaatsen aanwezig voor de beschermde soorten Brede wespenorchis en Grasklokje. Deze beide soorten zijn opgenomen in tabel 1 van de Flora- en faunawet. Hiervoor geldt ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling.
Broedvogels
In het plangebied zijn 12 soorten vogels aangetroffen die zijn opgenomen in de Rode lijst van bedreigde vogelsoorten. Van deze 12 soorten broeden er 3 niet in het plangebied. Wanneer werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden, zal niet snel een ontheffing nodig zijn. Broedplaatsen van spechten, uilen en roofvogels zijn jaarrond beschermd. Van deze vogelgroepen zijn binnen het plangebied broedgevallen van Groene specht, Grote bonte specht, Kleine bonte specht, Buizerd, Torenvalk en Steenuil aangetroffen. Alle vogelsoorten in Europa inheemse genieten bescherming onder de Flora- en faunawet tijdens het broedseizoen (15 maart - 15 juli).
Zoogdieren
Bij de Zoogdiervereniging VZZ is slechts een beperkt aantal, oude waarnemingen, van zoogdieren uit het plangebied voorhanden. Het gebied is nooit structureel op zoogdieren onderzocht en er is slechts een beperkt aantal waarnemingen van zoogdieren beschikbaar. In De Heihorsten zijn geen grondgebonden zoogdieren aangetroffen die voorkomen op de Rode lijst of in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Vrijwel alle aangetroffen soorten zijn in tabel 1 van de Flora- en faunawet ondergebracht. Hiervoor geldt ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling. De Eekhoorn is in tabel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen. Deze soort is te verwachten in de boscomplexen en langs de doorgaande laanbeplantingen door het gebied. Voor deze soort moet een ontheffing worden aangevraagd indien negatieve effecten te verwachten zijn. Indien men werkt volgens een goedgekeurde gedragscode geldt een vrijstelling.
Alle bij de inventarisatie aangetroffen soorten vleermuizen (Ruige dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Baardvleermuis, Watervleermuis, Gewone grootoorvleermuis) zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en tabel 3 van de Flora- en faunawet. Ten aanzien van ruimtelijke ingrepen moet voor deze soorten een ontheffing worden aangevraagd wanneer verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet worden overtreden.
Amfibieën
Uit de omgeving van het Projectlocatiegebied De Heihorsten zijn waarnemingen van Alpenwatersalamander (tabel 2), Rugstreeppad (tabel 3) en Poelkikker (tabel 3) voorhanden.
De poelen en (in mindere mate) de sloten binnen het plangebied zijn in principe geschikt als voortplantingswater voor de algemene, weinig kritische soorten amfibieën (Kleine watersalamander, Gewone pad, Bruine kikker en Bastaardkikker). Houtwallen, bosjes, (brede) bermen en sloottaluds vormen geschikte land- en overwinteringsbiotopen voor deze soorten.
Van de genoemde bijzondere soorten kunnen binnen het plangebied ook de Alpenwatersalamander en de Poelkikker worden verwacht.
De aanwezigheid van de Heikikker en de Rugstreeppad is minder waarschijnlijk. Voor deze soorten zijn geen geschikte biotopen in het plangebied aanwezig. Wel kunnen deze soorten incidenteel uitzwermen in het projectlocatiegebied De Heihorsten.
De algemene soorten amfibieën zijn in tabel 1 van de Flora- en faunawet ondergebracht. Voor deze soorten geldt ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling. De overige soorten zijn in tabel 2 of 3 ingedeeld. Voor deze soorten dient een ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd indien door ingrepen negatieve effecten te verwachten zijn.
Reptielen
Bij de Stichting RAVON zijn twee waarnemingen van een Levendbarende hagedis in de omgeving van De Heihorsten bekend. Beide waarnemingen zijn gedaan op de Somerense Heide. Mogelijk komt de Levendbarende hagedis echter ook voor in bermen en bosranden binnen het plangebied zelf. De Levendbarende hagedis is in tabel 2 van de Flora en faunawet opgenomen. Met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor deze soort een vrijstelling indien wordt gewerkt volgens een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode. In dit kader heeft op 3 april 2009, 13 mei 2009 en op 22 juni 2009 een aanvullend onderzoek plaatsgevonden. De Levendbarende hagedis is niet aangetroffen. Tijdens deze onderzoeken bleken wel de bermen aan de Maarheezerdijk wat betreft habitat geschikt als leefgebied voor Levendbarende hagedis. De berm is weliswaar droog maar in de sloot heersen er vochtige, doch schrale omstandigheden. De directe omgeving bestaat uit intensief landbouwterrein. Hierdoor is de directe omgeving niet geschikt voor de soort.
Overige soorten
Er zijn geen waarnemingen uit het plangebied en omgeving bekend van overige beschermde soorten (ongewervelden). Op grond van de habitateisen en verspreiding van de overige beschermde soorten en op basis van de huidige inrichting en gebruik van het plangebied, is de aanwezigheid van overige beschermde diersoorten zeer onwaarschijnlijk.
Conclusie
Binnen het plangebied komen een aantal beschermde soorten voor. Voor ruimtelijke ontwikkeling zal een ontheffing van de flora- en faunawet nodig zijn en dient EHS saldobenadering plaats te vinden.
Door het realiseren van de golfbaan zal een zekere mate van vernietiging van de EHS plaatsvinden. In het ontwerp van de golfbaan is dusdanig rekening gehouden met natuurwaarde dat de inrichting van het gebied een kwaliteitsverbetering zal opleveren voor de natuur.
Vernietiging
De aanleg van de 'Golfbaan De Swinkelsche' vindt voor een klein gedeelte plaats binnen bestaand bos. Ten behoeve van de golfbaan worden enkele stroken bos gekapt. De oppervlakte van de bospercelen Zomerven en Keelven bedraagt in totaal 13,2 ha. Van het bosperceel Zomerven (9,5 ha) wordt 3 ha bos gekapt en van het bosperceel Keelven (3,7 ha) wordt 0,9 ha bos gekapt. Totaal wordt dus 3,9 ha bos verwijderd ten behoeve van de ontwikkeling van 'Golfbaan De Swinkelsche'. Er resteert dan 9,3 ha bos (6,5 ha van het bosperceel Zomerven en 2,8 ha van het bosperceel Keelven). In onderstaande tabel is het voorgaande samengevat. Figuur 4.3 geeft een weergave van de ligging van de EHS binnen het plangebied van de golfbaan.
Bestaande natuur op de golfbaan | Bestaande EHS op de golfbaan | Te vellen EHS | Te handhaven natuur op de golfbaan | |
Droog bos met productie (Zomerven |
9,5 |
9,5 |
3,0 |
6,5 |
Dennen-, eiken- en beukenbos (Keelven) |
3,7 |
3,7 |
0,9 |
2,8 |
Nieuwe natuur (droog bos met productie) | ||||
Totaal | 13,2 | 13,2 | 3,9 | 9,3 |
Tabel 4.1 bestaande en te handhaven natuur op de golfbaan (oppervlakten in ha)
Figuur 4.3 overzicht bospercelen EHS
Versnippering
Met de realisatie van de 'Golfbaan De Swinkelsche' worden greens, fairways en roughs aangelegd op de plek van beide bestaande bospercelen Zomerven en Keelven. Met name het bosperceel Zomerven wordt hierdoor opgedeeld in enkele afzonderlijke bosjes. In de huidige situatie bestaat het bosperceel Zomerven uit monotone beplanting met weinig structuur en leeftijdvariatie. Door de geplande maatregelen ontstaan brede bosranden waar een goed ontwikkelde zoom- en mantelvegetatie kan ontstaan. Deze structuurrijke bosranden vormen samen met de kilometers kleine landschapselementen die in het gebied worden aangelegd een flinke verbetering voor tal van soorten. Met name voor struweelvogels, insecten, amfibieën en reptielen en kleine zoogdieren zijn dergelijke gebieden zeer waardevol. Door de voorgestelde maatregelen ontstaat meer samenhang in het plangebied en worden tal van verbindingen in de vorm van kleine landschapselementen gecreëerd. De holes vormen voor de in het gebied aanwezige soorten geen noemenswaardige barrière. Er is dan ook geen sprake van versnippering.
Verstoring
Het plangebied voor 'Golfbaan De Swinkelsche' kent op dit moment een intensief agrarisch gebruik. Dit brengt een zekere mate van verstoring met zich mee, niet enkel in de vorm van geluid of beweging, maar bijvoorbeeld ook in de vorm van verdroging, verstoring van het bodemecosysteem en vermesting. De geplande recreatieve ontwikkelingen zullen eveneens leiden tot een zekere mate van verstoring van natuurwaarden in het plangebied. Het gaat daarbij met name om verstoring door geluid en beweging. Verstoring in de vorm van verdroging of vermesting zijn beperkt. Het merendeel van de soorten waarvan verwacht mag worden dat het plangebied een leefgebied, of belangrijk onderdeel daarvan vormt of gaat vormen, zijn niet erg gevoelig voor verstoring door recreanten. Enkel sommige zoogdieren en broedvogels zijn hier gevoelig voor. Veel zoogdieren zijn echter 's nachts actief, wanneer er niet gegolfd wordt en dus geen verstoring plaatsvindt. Struweelvogels zijn over het algemeen minder verstoringsgevoelig, zoals de bosbroedende Buizerd. Mogelijk zal voor de gevoelige vogelsoorten het gebied niet aantrekkelijk zijn als broedgebied. Voor de te verwachten toename van struweelvogels, kleine zoogdieren en insecten zal de golfbaan echter wel een geschikt foerageergebied vormen. Ten opzichte van de huidige situatie zal de realisatie van de golfbaan niet leiden tot een toename van de verstoring in het gebied.
Positieve effecten
De bosgebieden die onderdeel uitmaken van de EHS hebben in de huidige situatie een vrij lage natuurwaarde. De vegetatie bestaat hoofdzakelijk uit monotone percelen met Grove den of Amerikaanse eik en er komt een beperkt aantal dier- en plantensoorten voor. Met de aanleg van de golfbaan ontstaat er meer variatie in het gebied en ontstaan er goed ontwikkelde bosranden met een zoom- en mantelvegetatie. Op de golfbaan wordt een aantal vijvers aangelegd. Deze vijvers maken onderdeel uit van de landschappelijke inrichting van het gebied maar vormen tevens een geschikt biotoop voor insecten, amfibieën en moerasvogels.
De geplande ruimtelijke ingreep binnen 'Golfbaan De Swinkelsche' heeft ook betrekking op de GHS. De bospercelen Zomerven en Keelven fungeren binnen de GHS als 'bestaand bos- en natuurgebied' . De te verwachten effecten die de ruimtelijke ingreep zal hebben op beide gebieden wordt getoetst aan vergelijkbare criteria zoals aangegeven voor de binnen de EHS fungerende gebieden. Dit houdt in dat de effecten zoals beschreven in paragraaf 4.9.2. Ook gelden voor de in de GHS fungerende 'bestaande bos- en natuurgebieden'. Daarnaast fungeert de golfbaan binnen de GHS als struweelvogelgebied. In de volgende paragraaf zullen de effecten van de ruimtelijke ingrepen op de bestaande GHS worden omschreven.
Struweelvogelgebied
Het grootste deel van de voorgenomen ontwikkelingen binnen de golfbaan vindt plaats binnen de GHS-landbouw, subzone “struweelvogelgebied” . Uit de “Principe-uitspraak gebiedsvisie Heihorsten” (Provincie Noord-Brabant, 2007) blijkt dat de ontwikkeling van 'Golfbaan De Swinkelsche' in de voorgestelde vorm in strijd is met het Streekplan. Medewerking is alleen mogelijk indien door GS van het streekplan wordt afgeweken. Hier zijn goede mogelijkheden voor omdat de streefbeelden in de gebiedsvisie kunnen leiden tot een kwaliteitsverbetering van natuur- en landschap en voor struweelvogels.
In de huidige situatie heeft het projectgebied een relatief grootschalig en grotendeels open karakter. Het huidige gebruik kent een intensief agrarisch karakter dat wordt ingevuld met voornamelijk grasland en (maïs)akkers. Het gebied is niet optimaal ingericht voor struweelvogels en andere flora en fauna.
Met de inrichting van de golfbaan is er per saldo sprake van een aanzienlijke toename van struweel binnen het projectgebied. In totaal wordt er naast de te handhaven natuur veel extra nieuwe natuur gerealiseerd. Hierdoor ontstaat een voor struweelvogels aantrekkelijker gebied dat een duidelijke samenhang en overgang vertoond met de aangrenzende bos- en heidegebieden van de Strabrechtse Heide en Beuven. Er is hierdoor sprake van een positieve ontwikkeling van het gebied als struweelvogelgebied, waarbij een monotoon agrarische invulling doorbroken wordt. In totaal ontstaat er ongeveer 6 kilometer nieuwe bosrand.
Uit de toetsing van de effecten, voortvloeiend uit de voorgenomen ruimtelijk ingreep, blijkt dat er EHS zal worden verwijderd. Het gaat daarbij concreet om de aantasting van de natuurdoeltypen 'Multifunctioneel bos' en 'Berken-Eikenbos' (samen 3,9 ha). De resterende bossen worden niet aangetast als gevolg van de ontwikkeling van de golfbaan en de verstoring van te handhaven bossen wordt gemitigeerd door de natuurlijke inrichting van de golfbaan. Desondanks wordt voorgesteld de bospercelen op de golfbaan van de EHS-status te ontdoen en elders in De Heihorsten nieuwe EHS te begrenzen (zie ook paragraaf 4.9.5).
Wezenlijke effecten op GHS
Uit de toetsing van de effecten, voortvloeiend uit de voorgenomen ruimtelijke ingreep, blijkt dat er geen sprake is van 'vernietiging', 'versnippering' of 'verstoring' van de bestaande GHS als struweelvogelgebied. Het bestaande karakter van het projectgebied zal een behoorlijke kwaliteitsverbetering ondergaan, waarbij door het aanleggen van bosschages, houtwallen en struweel een structuurrijk landschap ontstaat, dat door de ingreep daadwerkelijk als struweelvogelgebied zal fungeren.
Door het combineren van de ontwikkeling van een landgoed met een oppervlakte van 43,8 hectare en de realisatie van de EVZ Kleine Aa ontstaat een robuust natuurgebied. Binnen dit natuurgebied worden de kwaliteitsverbeteringen in het kader van de ingrepen in 'Golfbaan De Swinkelsche' gerealiseerd. Het grootste deel van het landgoed wordt nieuwe natuur, met als ruggengraat de Kleine Aa die door het landgoed slingert. In figuur 4.4 is het ontwerp voor het nieuwe landgoed opgenomen.
Figuur 4.4 inrichtingsplan voor Landgoed De Heihorsten
Het landgoed wordt gekenmerkt door de overgang tussen hogere gronden, de dorpsrand en het lager gelegen beekdal. Deze gradiënt is voor tal van dier- en plantensoorten zeer waardevol en wordt door de ontwikkeling van het landgoed weer in ere hersteld. De Kleine Aa is aangeduid als ecologische verbindingszone. Dit betekent in de praktijk dat een strook van gemiddeld 25 meter breed een natuurlijke inrichting krijgt. Echter in het ontwerp voor het landgoed krijgt de Kleine Aa haar oorspronkelijke loop weer volledig terug en wordt het beekdal over een breedte van enkele kilometers volledig natuurlijk ingericht. Door het landgoed op deze manier in te richten wordt er niet alleen een ecologische verbinding gecreëerd, maar ook wordt een volwaardig beekdal ingericht dat als leefgebied kan dienen voor tal van soorten.
Het gebied zal bestaan uit een afwisseling van kleine bosjes, poelen, struweel en bloemrijke graslanden. Op de graslanden wordt een extensief beheer met beweiding toegepast. Tevens zal de structuur van de bestaande bossen versterkt worden om eenheid te creëren binnen het landgoed. Dit zal gerealiseerd worden door verspreid over het landgoed nieuwe bossen met Beuk, Zomereik, Berken en Wintereiken aan te planten. De randen van de betreffende bossen worden structuurrijk ingevuld met onder andere Lijsterbes, Braam en andere struweelsoorten.
Op verschillende plekken wordt het landgoed doorkruist door eikenlanen langs half verharde paden. Door laanvormige elementen te gebruiken zullen bestaande migratieroutes langs de lanen worden versterkt voor vleermuizen en ontstaat er een kwaliteitsverbetering van beschikbare vaste rust- en verblijfplaatsen voor diverse diersoorten die zich willen vestigen binnen het Landgoed de Heihorsten.
In het kader van de provinciale regeling nieuwe landgoederen moet op het landgoed tenminste 50% van de totale oppervlakte van het landgoed nieuwe natuur gerealiseerd worden. Daarnaast zijn niet alle onderdelen van het landgoed te bestempelen als natuur. De visvijvers die op het landgoed gerealiseerd worden krijgen bijvoorbeeld een recreatiebestemming. Echter, rondom de visvijvers wordt wel 3 ha bos aangeplant hetgeen bijdraagt aan de robuustheid en het functioneren van de EHS. Verder wordt uiteraard het bouwblok voor de landhuizen niet als nieuwe natuur bestemd. De EVZ Kleine Aa is niet meegenomen als nieuwe natuur omdat deze in de EHS al is aangeduid als EVZ. De realisatie van het landgoed zorgt er echter wel voor dat deze EVZ gerealiseerd wordt in een optimale vorm, zeker in verhouding tot de reguliere breedte van 25 meter die voor dergelijke ecologische verbindingen gehanteerd wordt. Waterschap Aa en Maas is verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van de EVZ, de gebroeders Swinkels stellen de grond beschikbaar. In onderstaande tabel is aangegeven welke onderdelen in het plan gerealiseerd worden en hoe deze als extra nieuwe natuur worden beschouwd. De totale oppervlakte van het nieuwe landgoed bedraagt 43,8 ha, daarbij zijn bestaande bosjes niet meegerekend. In de tabel op de volgende bladzijde wordt aangegeven welke bospercelen op de golfbaan worden ontdaan van de EHS-status en waar de nieuwe EHS wordt begrensd.
Tabel 4.2 onderverdeling natuur
Voor de 3,9 ha EHS die verdwijnt op de golfbaan komt op het landgoed 24,5 ha EHS terug (de EVZ Kleine Aa niet meegerekend). Tevens wordt de EHS robuuster en gaat kwalitatief beter functioneren door alle samenhangende maatregelen (aanleg EVZ Kleine Aa, herinrichting beekdal met poelen, bossen en graslanden).
Figuur 4.5 geeft aan waar de EHS op de golfbaan verdwijnt (13,2 ha) en figuur 4.6 geeft aan waar de nieuwe EHS op het landgoed wordt begrensd (24,5 ha). De nieuwe EHS bestaat uit bos met het beheertype 'N16.02 Vochtig bos met productie' en grasland met het beheertype 'N12.02 Kruiden- en bloemrijk grasland'. Na een aantal jaren kan dit overgaan in 'N10.02 Vochtig hooiland'(op de nattere plekken en 'N11.01 Droog schraalland'. Om sneller schraalland re kunnen realiseren moet een gericht verschralingsbeheer worden gevoerd. Dit kan door uitmijnen met gebruikmaking van klaver of door middel van het afgraven van de voedselrijke toplaag.
Figuur 4.5 bestaande en te verwijderen EHS op Golfbaan De Swinkelsche
Figuur 4.6 nieuwe EHS op Landgoed De Heihorsten
De spelregels van de EHS
De verschillende projecten die binnen De Heihorsten worden ontwikkeld, bieden mogelijkheden voor ieder project afzonderlijk om eventuele negatieve effecten op bestaande EHS om te zetten in een kwaliteitsverbetering voor het gehele plangebied. Er is in paragraaf 4.9.2 geconstateerd dat er op de golfbaan sprake is van een netto negatief effect op de EHS door de voorgenomen ruimtelijke ingreep. In 4.9.3 is vervolgens beschreven hoe de realisatie van andere projecten (die onderdeel uitmaken van de gebiedsvisie) binnen De Heihorsten zullen zorgen voor een kwaliteitsimpuls van de EHS. Met de combinatie van de verschillende projecten binnen het gehele plangebied bestaat er binnen de 'spelregels' van de EHS de mogelijkheid om de negatieve effecten om te zetten tot een kwantiteits- en kwaliteitsverbetering binnen De Heihorsten. Door 'Golfbaan de Swinkelsche' en Landgoed De Heihorsten te combineren, wordt op basis van de EHS-saldobenadering een ontwikkelingsgerichte aanpak mogelijk. Deze aanpak voldoet aan de door de provincie Noord-Brabant gestelde voorwaarden zoals opgenomen in de Verordening Ruimte fase 1.